Noord-Spanje, helemaal het einde!

Natuurlijk schijnt de zon er uitbundig … als het niet regent! Het groene Spanje ligt echter niet om de hoek. Toch niet als je naar het einde van de wereld wil …   

Zowel de Triumph als de Honda hebben een grondige check-up achter de rug als onze pelgrimstocht eindelijk aanbreekt. Na een sombere start volgt een zonnig intermezzo in het groene landschap van de Franse Vexin. Een korte maar doortastende onweersbui in Chartres zet al gauw de puntjes op de i. Nattigheid die zich laat voelen in het kruis. Of is het in mijn beurs? Wat ik voor die motorbroek heb neergeteld is toch niet niks. Dan is mijn compagnon met zijn knalgele oliebroek heel wat beter af. Zelfs zijn spartaans uitgeruste trail bijt zich dapper vast in de staart van mijn tijger.

De ene pelgrim is de andere niet …

Regenen doet het ook de volgende ochtend. Pelgrims behoren blijkbaar af te zien. Toch worden onze gebeden verhoord als de hemel weer wat kleur bekent. Voorbij Bordeaux schudden we de meeste wolken van ons af. De D1010 krijgt van ons hiervoor een 10 op 10. Walmende vrachtwagens proberen nog wat roet in het eten te gooien op de bochtige uitlopers van de Pyreneeën. Maar daar kondigt zich Pamplona aan, Hemingway’s geliefde stierenstad.

Camino de Santiago

‘The sun also rises’ in Puente la Reina, eindbestemming van de dag. Is het in Pamplona San Fermín die toeristen naar de stierenfeesten lokt, hier is het Sant’ Iago die pelgrims over de romaanse brug stuwt. Nog meer dan vandaag zorgde het graf van Jacobus voor een mensenstroom in de middeleeuwen. Die leidde naar wat toen als het einde van de wereld (Finisterre) werd beschouwd. In een uithoek van het Iberische Schiereiland spoelde het lichaam van de apostel in een stenen bootje aan. Acht eeuwen lang leidde het verhaal een teruggetrokken bestaan in het rijk der legenden. Totdat een kluizenaar het vergeten graf opnieuw ontdekte. Het verhaal had nu een naam en een plaats. De weg naar Santiago de Compostela lag helemaal open.

Puente la Reina, het dorp heeft zijn naam niet gestolen!

Het loopt al tegen elven wanneer we het dorpsrestaurant verlaten. Sterren twinkelen veelzeggend boven de camino die hier recht door het dorp loopt. We wandelen nog even naar de oude brug die de koningin van Navarra cadeau deed aan haar onderdanen. In de verte zingt een nachtegaal zijn laatste lied. Dat doet men ook, zij het minder melodieus, in de kamer naast mij.  

De drukste weg van Europa

Geen zoetgevooisd vogelgekwetter maar de scherpe tonen van een wekker roepen me tot de orde. Wie naar Santiago wil, heeft geen tijd te verliezen. Bovendien moeten we voor de Santa María de Eunate enkele kilometers terug. Een vriendelijke boer in jeep gidst ons van Obanos recht naar het romaanse kerkje. Dat heeft zich als een heremiet helemaal afgezonderd. Naar verluidt behoorde het kerkje met zijn achthoekige bogengalerij toe aan de Tempeliers. Zij waakten over de veiligheid van de bedevaarders op wat de drukste weg van Europa moet zijn geweest.

Santa María de Eunate, een romaans kleinood “in the middle of nowhere”.

Geschelpte geloofsgenoten houden halt in het op een heuveltop gelegen Cirauqui. Zelf rijden we meteen door naar ‘Estella la bella’, het mooie Estella. Vanop de overkant van de río Ega, waar de puente La Cárcel de rivier in één boog overspant, heb je het mooiste zicht op de romaanse stad. Joden en ingeweken Franse ambachtslui speelden er gretig in op de behoeften van de pelgrims. Zo werd Estella één van de meest welvarende steden langs de Sint-Jacobsweg. Ook nu heerst er een drukte van jewelste. We houden het er dan ook snel voor bekeken. 

Estella la bella. Mooi  is het romaanse stadje op de pelgrimsweg alleszins.

Crianzas en reservas

Zowel Logroño als Burgos dat we nog kennen van een vorig avontuur laten we aan de pelgrim over. De NA132A heeft een rustiger ritje in petto. Toch wordt het in Laguardia opnieuw zoeken naar een plek. Je geraakt er dan ook niet zo maar binnen. Massieve muren omgorden nog altijd het heuvelstadje. Deze werden in de 13de eeuw op last van Navarra opgetrokken om grote buur Castilië in de gaten te houden. Vandaag bewaakt het vooral de crianzas en reservas van het lekkere vocht dat er ligt opgeslagen.

Sint-Jacobsschelpen vertellen ons dat we goed zitten. 

Wijngaarden en bodega’s genoeg in het glooiend landschap van de Rioja. Beschut door de kalktoppen van de Sierra de Cantabria komt Spanje’s nationale druif, de tempranillo, er tot rijp. De Ebro kronkelt er zich in schilderachtige bochten. Die breken de eentonigheid van het in cultuur gebrachte landschap.

Don Quijote achterna

Wat later krijgt het landschap opnieuw karakter. Spaans hoef je niet te kennen in Poza de la Sal. Zoutwinning heeft er duidelijk zijn sporen nagelaten. Goud en zilver waren niet de enige bodemschatten die de Romeinen uit Hispania haalden. Genoeg getalmd, tijd voor wat actie. Ik geef de Tiger een flinke por en jaag hem huilend de pas over. Boven op de schrale hoogte fluit een leger groene jongens me terug. Met geheven arm wachten ze me stilzwijgend op. Er zit geen beweging in de nazaten van Don Quijote’s denkbeeldige vijand. Groene energie heet dat dan! Dus blaas ik maar de aftocht … en nog wat CO² de lucht in.

Ten noorden van Burgos is het landschap van een woeste schoonheid. 

Aguilar de Campóo komt zo wel heel dichtbij. Logeren doen we in het 12de-eeuwse Monasterio Santa María la Real. Een gebouw met geschiedenis, mochten de abdijmuren kunnen spreken. Originaliteit heeft natuurlijk zijn prijs. De zwijgzame kerel die ons incheckt, is meer lekenbroeder dan hotelbediende. Ook het kamertje is klein en sober. Het bordje naast de deur laat geen twijfel bestaan over de spirituele functie van weleer. 

Slapen als een monnik in het 12de-eeuwse Monasterio Santa María la Real. 

Paella op het bord

Gauw naar buiten dus. Met een laatste inspanning borstelt de zon een rosse gloed op de hooggelegen burchtruïne. Echt warm is het niet als we naar de Plaza de España met zijn typische arcadenbouw wandelen. Aguilar de Campóo ligt dan ook op 900 m hoogte. In het noorden prijkt het (regenrijke) Cantabrisch gebergte. De (dorre) Castiliaanse meseta wenkt in het zuiden. 

Aguilar de Campóo, een rustig oud stadje op de scheidingslijn tussen Cantabrië en Castilië. 

Het stadje moet een gouden tijd hebben beleefd in de middeleeuwen. Hiervan getuigen de wapenschilden van de talrijke herenhuizen in het centrum. Vandaag zijn het veeleer koekjes (galletas) die de economie doen draaien. Toch zijn het geen biscuits maar een paella van de lekkerste soort waarmee we de dag afsluiten.

Ooievaars en muilezels 

De zon heeft merkbaar last van een ochtendhumeur. Het Cantabrisch gebergte krijgen we niet te zien. Wat volgt is een tafellandschap met de blik op oneindig. Genoeg reden om wat tempo te brengen. Tot ontzetting van enkele ooievaars langs de weg.  

Het Cantabrisch gebergte vangt heel wat wolken. Dat zullen we later ook nog aan den lijve ondervinden. 

In het levendige vestingstadje Mansilla de las Mulas knopen we weer met de pelgrimsroute aan. Marktkramers stallen er in een gezellige wanorde hun koopwaar uit op de centrale Plaza del Pozo. Agrarische producten die je op een markt mag verwachten. De mulas of muilezels in de benaming van het plaatsje zeggen genoeg. Hoewel de 12de-eeuwse muren een verkenning verdienen, beperken we ons tot wat mensen kijken achter een koffie. Het is tenslotte vakantie.

Mansilla de las Mulas, een levendig marktstadje op de pelgrimsroute. 

Goud en zilver uit Hispania

Nog geen 20 km verder vallen we in herhaling. Deze keer bij een glaasje wijn en wat tapas. Er loopt dan ook heel wat jong volk in León. De stad vierde haar hoogtepunt in de middeleeuwen. Haar naam, maar ook de blonde muren, wijst evenwel naar de Romeinen. Die legerden er in 68 na Christus hun 7de legioen. Legio Septima bewaakte de naburige goudmijnen van Las Médulas. Na de Romeinen volgden de Visigoten en Arabieren. In de 10de eeuw werd Léon de hoofdstad van het koninkrijk Asturië. Pelgrims passeerden er massaal aan de kassa en droegen zo bij tot de rijkdom van de stad.

León werd gesticht door het 7de Romeinse legioen (Legio Septima, vandaar de naam). 

Net zoals León ontwikkelde ook Astorga zich uit een legerkamp, pal op de Romeinse Zilverroute. En ook hier zorgde de ligging op de camino voor de nodige voorspoed. Het ommuurde stadje was van in het begin een belangrijke bisschopsstad. Niemand minder dan Gaudí heeft dat op zijn manier vereeuwigd.

Niemand minder dan Gaudí tekende voor het bisschoppelijk paleis in Astorga. 

Las Médulas, het Spaanse Arizona 

De N6 leidt ‘recht’ naar Ponferrada. Druk verkeer en tijdsgebrek annuleren het bezoek aan de Tempeliersburcht en de Vallei der Stilte. Voor een keer zullen we mooi op tijd op onze bestemming geraken. Kerselaars en druivenranken laten trouwens het beste vermoeden. Dat is ook zo, wanneer we de oprit van Prada’s domein oprijden. Als een soort Falcon Crest kijkt het uit over de wijngaarden en het omringende landschap van El Bierzo. 

Heer en meester, nou ja, op het landgoed van Palacio de Canedo. 

Een droge tostada met sterke koffie, méér krijg ik ‘s ochtends niet naar binnen na een avondje tafelen. Gewillig laat ik me op de rug van de tijger naar de goudmijnen van Las Médulas voeren. Bovengrondse ontginningen hebben het landschap volledig omgewoeld. De natuur heeft daarna het zaakje weer overgenomen. De techniek van de Romeinen was simpel en doeltreffend. Vanuit de naburige bergen brachten ze het water via een systeem van kanalen naar tunnels in de rotsen. Daarna lieten ze het boeltje overlopen, totdat de wetten van de fysica hun ding deden. Twee eeuwen lang haalden ze tonnen goud uit de belangrijkste mijn van het Romeinse Rijk. Wat overblijft is een Arizona-decor van afgekalfde bergflanken en scherpe rotspieken.

De goudkoorts van de Romeinen heeft het landschap in Las Médulas grondig overhoop gehaald. 

Een ongeluk komt nooit alleen

Eindelijk bollen we het groene Galicië binnen. Van de vier Galicische provincies is Ourense de enige die niet aan zee ligt. Temperaturen kunnen er, ondanks het bergachtig karakter, tot Andalusisch niveau klimmen. Dat is het geval in het kloofdal van de Miño en haar zijrivier de Sil. Na het ‘gouden’ stadje Ourense met z’n Romeinse brug trek ik de Tiger flink aan de oren.

Gargantas del Sil, een kloofdal om u tegen te zeggen.

In het havenstadje Pontevedra loodst de gps me kordaat naar het kleine Rial. Toch stranden we op een zucht van onze bestemming. Ik kon toch niet weten dat het ene Rial het andere niet is? Een ongeluk komt nooit alleen. Net als we onze casa hebben gevonden, trekt alle leven weg uit de versnellingspedaal van de Honda. En uit het gezicht van mijn vriend. Daar gaat m’n plan voor een lekker vismenu in Combarro. Twee appelsienen – we zijn tenslotte toch in sinaasappelland – en een cola uit Marta’s koelkast leggen het ergste knorren het zwijgen op.

Horreos, stenen graanschuren zoals je er vele vindt in het noordwesten van Spanje.

Naar het einde van de wereld

De Honda rijdt als nooit tevoren na een bezoek aan de spoeddienst in Pontevedra. Dat mag ook wel, want de rest van de dag voert ons langs de diep ingesneden kustlijn van Galicië. In Padrón knopen we aan met het prille begin van de Jacobus-legende. Hier liep immers het bootje met het stoffelijk overschot van de apostel vast tegen een steen. Deze laatste wordt nog altijd bewaard in de kerk die er in de loop der tijden overheen werd gebouwd.

De kust is nooit ver weg in dit deel van Spanje!

Langs Noia gaat het opnieuw richting zee. In Carnota jaag ik de Tiger het uitgestrekte strand op. Daar krijg ik een lange stenen graanschuur op paddestoelpoten voor de lens. Hagelwitte zandstranden langs de kleine Ría de Corcubión verbergen dat de gevreesde Dodenkust in aantocht is.

Hagelwitte zandstranden nodigen uit tot een korte break.

Missie volbracht

Een strakblauwe Atlantische Oceaan rolt goedgeluimd haar golven uit. Cabo Fisterra gold vroeger als het einde van de (platte) wereld. Hier verdween elke dag opnieuw de zon. Om nadien in het oosten even mysterieus weer op te dagen. Een cirkel van leven en dood, die gelovigen én ongelovigen tot de verbeelding sprak. Pelgrims steken er hun gedragen plunje in de fik. Een loutering die niet aan ons is besteed. Wij moeten verder. 

Cabo Fisterra, eindelijk. Een mens zou er stil van worden. 

Resoluut zetten we koers naar Santiago. Hier willen we eerst de kathedraal zien. De beloning van elke pelgrim die het heeft gehaald. Of de eerste tien pelgrims nog altijd een gratis maal krijgen in het luxueuze hospice dat Ferdinand en Isabella oprichtten, weet ik niet. In een van restaurantjes vergeven Rúa de Franco mag het geen probleem zijn om een betaalbaar dagmenu achter de kiezen te steken. Zelfs niet op een ontieglijk laat uur!

De kathedraal van Santiago de Composela, het sluitstuk van de camino. 

Van kathedraal naar kathedraal

Tegenspoed sterkt het geloof. De vermaledijde versnellingspedaal laat het nog maar eens afweten. Met een gezicht alsof we een dreun van het beroemde reuzenwierookvat hebben gekregen, mogen we de volgende ochtend op zoek naar een garage. Van een bezoek in Santiago komt er bijgevolg niet veel in huis. Dan maar naar Lugo, het antieke Lucus Augusti. Meer dan twee km ringmuur omgordt nog steeds de stad. In de buurt van de kathedraal klim ik de Romeinse wallen op. Muren die in 2000 op de Unesco-lijst werden gezet.

Ook Lugo, het antieke Lucus Augusti, bezit nog z’n haast intacte stadswallen uit de Romeinse keizertijd.

De volgende 100 km voert ons over het woeste landschap van de Sierra de Meira richting kust. De laatste kilometers lopen parallel met de Ría de Ribadeo, de meest oostelijke van alle Galicische rivierinhammen. Aan de oostelijke oeverkant van de Eo-rivier ligt Asturië, onze volgende halte. Toch gaat het nog even westwaarts. Net buiten Ribadeo bevindt zich een kathedraal van een strand, zo heb ik ergens gelezen. Praia das Catedrais doet met haar verweerde rotsformaties inderdaad denken aan de luchtbogen van een kathedraal.

Praia das Catedrais, een kathedraal van een strand!

Het groene Spanje

De laatste 100 km van de dag brengt een overdaad aan groen. We volgen dan ook de Costa Verde, Spanje’s groenste kust. Het is al behoorlijk laat op de avond als een bonte opeenstapeling van huisjes erop wijst dat we in Cudillero zijn. Iets hogerop, in het gehucht El Pito, wacht ons een gerieflijke kamer. Casona de la Paca is een schitterend herenhuis met tuin.

Casona de la Paca, een magnifiek herenhuis in Cubaanse stijl. Spanjaarden die fortuin hadden gemaakt in Cuba lieten dat graag zien bij hun terugkeer.

De volgende ochtend is het somber en grijs. Bovendien scheiden onverwachts onze wegen zich. De ene pelgrim is duidelijk de andere niet. Weer of geen weer, ik moet zoals gepland naar de Picos de Europa, Spanje’s mooiste bergketen. Helaas maakt een zwaar mistgordijn de klim naar de Mirador del Fito overbodig. Verder doorsteken naar Cangas de Onís heeft geen enkele zin. Jammer.

Ook Asturië heeft z’n houten voorraadschuren op hoge poten. 

Oude vrouwen en dikke poezen

Minder spectaculair, maar ook minder nat, gaat het in mijn dooie eentje verder langs de groene kust. Gelukkig gromt de Tiger van tevredenheid. Ook zijn baasje komt nu goed op dreef. De barman op het verlaten strand van Playa de la Franca, op de grens met Cantabria, is blij me te zien. In Unquera volg ik de zalmrijke Deva-rivier tot net vóór Panes. De eerste afslag op de AS114 brengt me naar Abándames. De namiddag is nog jong en daar poot ik al de Triumph onder een citroenenstruik neer.

Nu is het even genoeg geweest met rijden!

Door het renaissancevenster van mijn kamer geniet ik van het leven. Een oud vrouwtje kromt haar rug bij elke stap, zwarte zwijnen knorren van voldoening en dikke poezen soezen op het dak.

Heerlijk toch om vanop je kamertje het drukke dorpsleven gade te slaan! 

Ondertussen is de zon weer van de partij. Tijd voor een speelse rit langs de kronkelende Cáres. De driepitter brult dat het een lust is als ik de achtervolging inzet op twee losgeslagen knapen. Een hengelaar schrikt zich een bult. Die is zo groot als het hoefijzerbruggetje waaronder hij vist!

Niet voor lang, want de weg die de Cáres-rivier volgt, is even spectaculair als de kloof in het Picos-gebergte.  

Donder en bliksem

Muisgrijs, grauwgrijs, noem maar op, van elke grijstint krijg ik wel de passende lading hemelvocht te verwerken. Het oude havenstadje San Vicente de la Barquera mist haast elke uitstraling. Drijfnat glijd ik van het zadel in Santillana del Mar. Het uit de kluiten gewassen boerendorp wordt in de zomer platgelopen. De beroemde grot van Altamira is dan wel gesloten, je kan er net als in het Franse Lascaux terecht in een kopie ernaast. Een bakje troost is echter het enige dat ik zoek.

Santillana del Mar, zelfs in de gietende regen blijft het een betoverende plek!

Nog meer regendruppels slaan zich tegen mijn lijf te pletter op de autopista. Zoals te verwachten gaat de skyline van Bilbao onder eenzelfde wolkenjuk gebukt. Daar kan het titanium en glas van moderne architecten niets aan veranderen. Weg van de snelweg kleurt alles weer wat groener. In het stadje Gernika-Lumo laad ik zowaar even de batterijen op. Ook al werd het plaatsje door Hitlers Condor-legioen weggebombardeerd. Ook de heilige eik is al lang dood. Zette het bombardement de lucht in lichterlaaie, dan verlichten knetterende bliksems nu de hemel boven mijn hoofd. Roomservice in Hotel Gametxo verzacht gelukkig alle leed …

Roomservice hebben we na een kletsnatte dag in Baskenland wel verdiend.   

Regen en wind 

Meer van hetzelfde, dat is het minste wat ik kan zeggen als ik het venster opengooi de volgende ochtend. Het koppige Baskenland laat zich duidelijk niet omarmen.

Playa de Laga, één van de ontelbare, maagdelijke strandjes van Baskenland. 

Zo snel mogelijk Frankrijk door is de boodschap wanneer een zoveelste hoosbui de straten blank zet in het grensstadje Hondarribia. Gemakkelijker gezegd dan gedaan als hemel en aarde zich tot één wit gordijn aaneenrijgen voor je neus. 

Huiswaarts, gejaagd door regen en wind! 

Na regen komt … wind! Voortgestuwd door een handvol Beaufort hang ik ettelijke uren later uitgewaaid maar droog aan de huisbel. Een avontuur dat ik niet licht vergeten zal … 

Praktische informatie 

Ligging

Noord-Spanje wordt wel eens het groene Spanje genoemd. Ruggengraat is het Cantabrisch gebergte dat de kusten scheidt van het binnenland. Uiteraard dien je eerst de Pyreneeën over te geraken. De bekendste weg is de camino de Santiago. Deze brengt je naar het uiterste noordwesten van het Iberische scheireiland.

Afstand 

Noord-Spanje ligt niet bij de deur. Grote buur Frankrijk houdt je wel even bezig. Toch als je de snelweg schuwt. Al rijd je recht naar Finisterre, dan nog heb je 2.000 km aan je broek!

Oppervlakte

Noord-Spanje omvat de autonome regio’s van Navarra, Baskenland, Rioja, Cantabrië, Asturië, Galicië en een deel van Castilië-León. In totaal beslaan ze 106.094 km², een vijfde van Spanje’s oppervlakte.

Inwoners

Samen tellen ze 8.570.676 inwoners (81 inw./km²). Dat is bijna een vijfde van het aantal inwoners in Spanje.

Hoogste punt

De Picos de Europa zijn de hoogste bergketen in dit deel van het land. De witte bergpieken waren het eerste wat de Spaanse zeevaarders zagen als ze van hun ontdekkingsreizen terugkeerden. Het hoogste punt is de Torre de Cerredo, goed voor 2.648 m.

Klimaat

España Verde heeft zijn naam niet gestolen. De nabijheid van de Atlantische Oceaan en het hooggebergte houden de pluviometers regelmatig op peil. Regen en mist houden dus de plantjes groen, ook in de zomer. Toch zijn de temperaturen zacht. Vergeleken met de verschroeiende zomers in het binnenland is het er aangenaam gezond.

Route

In Puente La Reina komen niet alleen twee belangrijke pelgrimswegen samen. Hier vertrekt ook onze tocht die je van Navarra door het Noord-Spaanse binnenland naar Galicië voert. Terugkeren doe je langs de prachtige kusten van de Costa Verde en Baskenland. Na 12 dagen in het zadel ben je maar wat blij terug thuis te zijn. De teller van je motor heb je dan met bijna 5.000 km aangedikt.

Meer info

www.spain.info