Buitenbeentje Bretagne

Met het ene been op het land en het andere uitgestrekt in zee mag je Bretagne gerust een apart geval noemen. Een regio van contrasten, zeker in het noorden waar geheimzinnige bossen en ruige kusten haasje over spelen met open landerijen en gastvrije dorpen. Welkom in het huis van Argoat en Armor!

Natuurlijk spreekt iedereen er Frans. Toch weert het Bretons, de laatste Keltische taal op het Europese vasteland, zich als een duivel in een wijwatervat. Heiligen doen het trouwens nergens beter dan hier. Al zijn megalithische monumenten uit een heidens verleden nooit ver weg. Voordat we echter aankloppen bij Asterix en Obelix volgt er nog een pittige heenreis.

Goed begonnen is half gewonnen. 

Strandwandeling in Saint-Malo

Zonde van het glanzend nieuwe Italiaanse schoeisel op de Africa Twin, maar Saint-Malo ligt nu eenmaal niet voor de deur. Op een paar ochtendbuitjes na houden we het helemaal droog, zij het onder een snipverkouden wolkendek. Veel avontuur valt er niet te rapen onderweg. Al gauw ziet de Honda eruit alsof we maanden onderweg zijn. Geen erg, dat staat stoer volgens Generatie Y achterop in het zadel.

De zilte zeelucht en vooral dat glaasje wijn bij haar eerste schotel zeevruchten eisen snel hun tol. Er zit dus niks anders op dan alleen op stap te gaan in Saint-Malo die avond. Een lange strandwandeling naar het voormalige kapersnest zet mijn teller helemaal op nul. Achter de muren van de granieten stad weerklinkt veelbelovend geluid. De horeca heeft het winstgevend roer van de zeerovers duidelijk overgenomen!

Ville Close of Intra Muros, zo wordt het omwalde centrum van Saint-Malo genoemd. 

Niet alleen de zon heeft tijd nodig de volgende dag. Klokvast ben ik nooit geweest. Met nog geen 100 km voor de boeg mag het gerust “à l’aise” in Breizh, zoals ze Bretagne in de volksmond noemen. Met Honda’s versnellingsbak in automatische modus is dat geen probleem. Rustig scooterend gaat het van het elegante Dinard, en ’s werelds tweede grootste getijdencentrale aan de Rance, naar de vuurtoren en het weidse landschap rond Cap Fréhel.

Pannenkoeken in Fréhel

De steile kaap markeert het einde van de Côte d’Emeraude. Smaragdgroen is het zeewater vandaag helaas niet. Langer wachten op de beloofde zon haalt niks uit. Dus eten we Bretonse galetten en crêpes op wandelafstand van de gouden zandstranden van Fréhel. Pannenkoeken, de ene gemaakt van boekweit en de andere van tarwemeel. Een specialiteit die we net iets liever lusten dan het zeewier, dat de weg naar de Bretonse keuken heeft gevonden. Bio is groen in Bretagne, dat staat buiten kijf.

Bretoenser kan het niet!

“To bio or not to bio” is niet direct de vraag die we ons als gezonde Bourgondiërs stellen. Wel weten we dat boekweitproducten supergezond en glutenvrij zijn. Het plantje werd in de 12e eeuw door attente kruisvaarders mee naar huis gebracht en later intensief geteeld op onze zure gronden. In Bretagne wordt het pseudograan nog altijd verbouwd, al is het gewas bijzonder fragiel en weergevoelig.

View to kill op de Pointe du Grouin

Geduld is overigens een gave die wordt beloond. Dat blijkt als we terug in Saint-Malo zijn, waar de zon het beste in ons boven haalt. De scooter ontpopt zich al gauw tot een rasechte motor. In sportieve spurt breien we nog een staart aan het programma. In Cancale, de wereldhoofdstad van de oesters, laten we de lekkere schelp voor wat ze is. We rijden helemaal naar boven, naar de Pointe du Grouin. Beneden glinstert de zee als een oneindige smaragd. Dit juweel pakken ze ons niet meer af.

In Cancale kijken ze niet op een oester meer of min. 

Meer dan 200 km valt er de volgende dag te rijden over secundaire wegen. Na een korte stop in Erquy, waar Uderzo stripinspiratie opdeed voor zijn onoverwinnelijk Gallisch dorp, gaat het via Paimpol en Perros-Guirec binnendoor naar Louannec. Gelukkig zijn we beste maatjes geworden met de Africa Twin. Wat is het heerlijk om de parallelle tweecilinder op stang te jagen.

Koffie met gebak in Binic

De baai van Saint-Brieux staat bekend voor haar mosselcultuur en sint-jacobsschelpenvangst. In het charmante haventje van Binic hebben de kabeljauwschoeners van weleer plaats gemaakt voor pleziervaartuigen. Het is er gemoedelijk zitten aan de kade met koffie en zoetigheid. Zo duurt het even voordat we weer in het zadel zitten. De boot naar het bloemeneiland Bréhat mogen we echt niet missen.

Tijd voor wat lekkers in Binic.

In Ploubazlanec rijden we halsoverkop naar de punt van Arcouest. Nog gauw de Honda aan de ketting en we kunnen nog net mee met de overzet. Deze voert ons bij wijze van kennismaking eerst rond het eiland. Eilandjes moeten we eigenlijk zeggen, want de twee hoofdeilanden beslaan met de tientallen riffen en rotsen amper enkele vierkante kilometer. Genoeg om de wame Golfstroom haar werk te laten doen. Al maakt de mist het haar niet gemakkelijk vandaag.

Bréhat en Ploumanac’h, het beste van Bretagne    

Het zuidelijk deel is hoe dan ook lieflijker dan het noordelijk. Dat valt nog beter op wanneer we er voet aan wal zetten. De zon heeft ondertussen alle mist opgeruimd. Met de regelmaat van de klok zien we vanop het terras van Hôtel Bellevue dagjestoeristen aanspoelen. Een korte verkenning leert ons dat de eilanders absoluut niet te klagen hebben. 

Île-de-Bréhat, een mini-Bretagne dat je de max zal vinden! 

Een overdaad aan exotische bloemen en planten maakt dat je schoonheid effectief kan ruiken. Wie zijn ledematen rekt en strekt, krijgt er het beste van Bretagne te zien. Een oogstrelender strand dan dat van Plage du Guerzido is moeilijk te vinden in Bretagne. Ja, hier wil ik wel enkele dagen verblijven om het eiland te verkennen.

Dé toeristische bezienswaardigheid aan de noordkust van Bretagne is de roze granietkust van Ploumanac’h. Weer en wind hebben de gestolde magma in miljoenen jaren tot de gekste vormen geboetseerd. De hoed van Napoleon, een omgegooie fles, een sint-jabobsschelp … veel heb je niet nodig om je verbeelding los te laten op een wandeling naar de al even rozerode vuurtoren.

Welke reus heeft hier zijn fles laten slingeren aan de Roze Granietkust? 

Heiligen in Perros-Guirec en Tréguier    

Verbeelding en devotie vormen een onafscheidelijk duo. Toch op het strand van Saint-Guirec, waar de Bretonse heilige voet aan wal zette en in de 12e eeuw zijn kapelletje kreeg. Hopeloze vrouwen konden er een naald in de neus steken van het heiligenbeeld. Bleef de naald steken, dan waren ze binnen het jaar van de markt. Geen evidentie gezien het weer, maar zo te zien werd het veelvuldig toegepast. De neus is helemaal verdwenen!

Bretagne zet zijn heiligen nog altijd op een piëdestal. Zowel Perros-Guirec als het wat verder gelegen Tréguier hebben hun jaarlijkse bedevaartprocessie. In het geval van de oude bisschopsstad is dat niet alleen de heilige Tugdual maar ook Saint-Yves die in de plaatselijke ‘pardons’ worden meegedragen. Vergiffenis vragen voor ons te kort bezoek aan Tréguier doen we niet. De ene regenbui na de andere is hierna onze straf.

Regen en mist in de baai van Morlaix

In Locquirec wisselen we met de brug over de Douron de Côtes-d’Armor in voor de Finistère. Het meest westelijke departement van Bretagne hult zich in een monotoon grijs. In Morlaix duikelen we dan maar een crêperie binnen. Een foto van het granieten spoorwegviaduct, welk op spectaculaire wijze de oude stad overspant, kan nog wat wachten.

Britse legendes zijn nooit ver weg in het ‘kleine’ Bretagne!

Geen wonder dat de warmbloedige Romeinen het land van de Kelten als het einde van de wereld beschouwden. Of dat legendes als die van Koning Arthur met zijn zwaard Excalibur een gunstige voedingsbodem vonden in de nevelslierten van het schiereiland. Een mysterieus landschap waar je klein van wordt, zelfs op een hoogpoter als een Africa Twin! Gedwee volgen we de baai van Morlaix, die veel weg heeft van een Noorse fjord. Mist en miezer houden ons ook in het statige badplaatsje Carantec in het zadel. Met Bretonse koppigheid én een degelijk regenpak zetten we door tot het bittere eind. En kijk, in Roscoff schijnt zowaar het licht in de tunnel. Bij Toutatis, morgen willen we minstens acht uur zon!

De uien van Roscoff 

Ventende Johnnies die de beroemde uien van Roscoff aan de man proberen te brengen, zien we er niet. Britse toeristen echter des te meer. Daar zit natuurlijk de ferryverbinding met de Britse eilanden voor iets tussen. Al heeft het ooit met zeeroverij en visserij rijk geworden stadje genoeg aan zichzelf. Dat merken we aan de gebeeldhouwde gevels en mooi opengewerkte kerktorenspits op het einde van de straat. Vanop de pier in zee hebben we een enig zicht op het karakterstadje. Ook wat we op ons bord krijgen in het restaurant aan de kade mag er best zijn.

Roscoff is vooral bekend van zijn roze uien. Toch ben je er ook als toerist enkele uren zoet. Een echte aanrader! 

Alsof de Gallische goden er in hoogsteigen persoon mee gemoeid zijn, schittert de Côte des Légendes in het volle zonlicht. De route touristique in het uiterste westen van Bretagne voert ons langs de meest verlaten baaien en inhammen van de Iroise Zee. Abers heten deze ondergelopen riviermondingen, welke diep in het groene binnenland nog altijd de kracht van eb en vloed ondergaan. Een wet van de zee, die in samenspel met de wisselende weerelementen voor de mooiste plaatjes zorgt.

Tussen land en zee, de abers, zeg maar de Bretoense versie van de Noorse fjorden.  

Vuurtorens en zeewier tussen Roscoff en Brest 

De Route des Abers is ook die van de vuurtorens. Nergens kom je meer van deze ranke wachters tegen dan hier. Zo telt Bretagne er meer dan vijftig. De helft ervan staat langs de uitgerafelde kustlijn tussen Roscoff en Brest. Werkloos zijn ze niet, want de drukke scheepvaart gaat ook in onze tijd onverminderd voort. De kustbewoners weten dat maar al te goed. Zo deinsden ze er vroeger niet voor terug om rijkbeladen schepen op de klippen te laten lopen door met toortsen te zwaaien ‘s nachts.

Overvolle stranden zul je niet gauw vinden in het departement van de Finistère.    

Legende of niet, het enige wat wij op de Iroise stranden vinden zijn meterslange zeewierslierten. Ondertussen weten we dat ze niet uitsluitend in de schoonheidsindustrie worden verwerkt. Die avond spelen we op veilig in het restaurant. De kabeljauw op een bedje van prei smaakt nog eens zo heerlijk. Als kers op de taart schenkt de bistro ons een gratis zicht op de beroemde Phare Mathieu en de romantische abdijruïne ernaast. Een zieltogend zonlicht zet beide in vuur en vlam. Een uniek moment om een al even unieke dag mee af te sluiten!

Zieltogend zonlicht zet de vuurtoren en abdijruïne nog even in vuur en vlam op de Pointe Saint-Mathieu. 

Grillige rotskapen op het schiereiland van Crozon

Bekoorlijk zou ik Brest nu niet direct noemen. Al doe ik niet echt mijn best. Dat doet ook een haperende gps niet. De modernste stad van Bretagne laat zich niet gemakkelijk ontdekken. Of je moet een gids onder de arm nemen, te voet … of in een kabelbaan hoog boven de stad. Een overdaad aan beton, dat we de voorbije dagen niet meer gewend zijn. Geef ons maar de natuur!

Het schiereiland van Crozon steekt als een kruis uit in zee. Een mini-Bretagne dat zijn status van regionaal natuurreservaat te danken heeft aan enkele van Frankrijks mooiste landtongen. Dat wordt morgen een nieuw kaartje steken in de Olympus. Al moet een fotograaf vingervlug zijn. Zo kan het weer boven de Iroise Zee, zoals de Atlantische Oceaan hier heet, even grillig omslaan als het gemoed van een vrouw. Op de Pointe de Pen-Hir zijn we de bevoorrechte getuige van zulke metamorfose. In amper enkele minuten hult de mooiste van alle Crozon-kapen zich in een mantel van mist. Om deze nog geen halfuur later af te werpen onder een blakende zon. Bretagne op en top!

Pointe de Pen-Hir, de indrukwekkendste van alle kapen op het schiereiland Crozon.

Reuzen in Huelgoat en middeleeuwse muren in Dinan

Na Crozon keren we de zee de rug toe. Via de boomloze ‘bergen’ van de Monts d’Arrée trekken we dieper landinwaarts. Net zoals het schiereiland van Crozon maakt dit ongerepte landschap van heide en veen deel uit van het regionaal natuurpark Armorique. Daartoe behoort ook het bos van Huelgoat, waarin gigantische rotsblokken liggen. De lokale gids die we onder de arm nemen, laat ons graag geloven dat de reus Gargantua ze naar de dorpelingen heeft gegooid. Boos, omdat ze hem enkel wat slappe pap hadden voorgezet toen hij honger had. Het ganse bos wemelt trouwens van de vertelsels. Zo zou koning Arthur hier ergens begraven liggen. Maar zo zijn er nog wel plaatsen in Bretagne, waar de legende van Arthur springlevend is!

Hier en daar zijn er nog resten van het mythische ‘land van het bos’ (argoat) bewaard, zoals in Huelgoat. 

Hoe het komt dat het binnenland van Bretagne zo groen is, wil je beter niet weten. Gelukkig liggen er onbekende maar echte pareltjes als Quintin, Moncontour en Lamballe op onze weg. In deze mooie stadjes kunnen we even kunnen ontsnappen aan de malse en overvloedige regen die al uren naar beneden gutst. Hierdoor hebben we bijna geen tijd voor het historische Dinan, welk nog twee derde van zijn middeleeuwse muren bezit. Het stadje is trouwens verbroederd met Dinant! In Guingamp, dat we alleen kennen van zijn knap presterende voetbalploeg, wachten ons een warme maaltijd en een bed.

Het middeleeuwse Dinan is verbroederd met het Waalse Dinant.

Oesters en cider in Cancale

Saint-Malo, waar we zijn gestart, is niet ver meer nu. In het naburige Cancale hebben we onze zinnen gezet op een tochtje met de zodiac. Dolfijnen zien we niet in de baai van Mont Saint-Michel, maar de fraaie zeegezichten op het beroemde getijdeneiland maken alles goed. Een korte maar nijdige fietstocht naar onze gastenkamer doet het ergste vermoeden op de weegschaal. Lijnen doen we later wel. Bij een bord vol oesters en een flesje cider nemen we in het gezellige haventje van La Houle gepast afscheid.

Cancale, wondermooi gelegen in de beroemde baai van de Mont-Saint-Michel.

Hiermee hebben we onze toer in het noorden van Bretagne helemaal rond gemaakt. Smaragdgroene baaien, granietroze kusten, donkere bossen en mistige rivierdalen, we hebben het allemaal gezien. Toch zijn het de vriendelijke Bretoenen zelf die ons het meest hebben verrast. Net als de Africa Twin, zeg maar Honda op zijn best. Zou het zuiden van Bretagne ook zo mooi zijn?

Het noorden van Bretagne is een heerlijke bestemming met de motor.  

Praktische info

Ligging

Bretagne ligt in het uiterste noordwesten van Frankrijk. Begin- en eindpunt van onze tocht door het noorden van Bretagne is Saint-Malo, het bekende toeristenstadje in de al even bekende baai van Mont Saint-Michel. We volgen eerst de kust helemaal naar Brest en keren daarna via het groene binnenland terug.

Afstand

Saint-Malo ligt ongeveer 650 km van Brussel. Een behoorlijke dagrit, zeker als je de Franse péage wil verschalken.

Oppervlakte

Bretagne is met zijn 27.208 km² bijna zo groot als België.

Inwoners

Bretagne telt 4 departementen, samen goed voor 3,3 miljoen inwoners.

Hoogste punt

Roc’h Ruz, 385 m boven de zeespiegel, behoort tot de Monts d’Arrée, het oeroude ‘bergmassief’ van Bretagne.

Klimaat

Bretagne heeft een gematigd zeeklimaat. De Atlantische Oceaan is dan ook nooit veraf. Westenwinden brengen behalve wind geregeld mist en regen (minder in de zomer). Aan de kust kan je op één dag verschillende seizoenen beleven. Dikwijls klaart de hemel er helemaal uit tegen de avond.

Onderdak

www.hotel-les-charmettes.com

www.lecolombierbretagne.fr

www.hotelroscoff-laresidence.fr

www.hotel-vent-iroise.com

www.lahaltedecoatcarrec.fr

www.demeure-vb.com

www.petite-emeraude.fr

Meer info

www.bretagne-vakantie.com

be.france.fr