De Cotentin, Normandië met een ruig randje

Dat het Kanaal in Frankrijk La Manche heet en de naam is van een Normandisch departement, weten we allemaal. Minder bekend is hoe ongerept het noorden van dit Normandisch schiereiland wel is. Tijd om daar een mouw aan te passen!

Cap Cotentin, want zo heet het schiereiland, is een ruig gebied van verlaten stranden en vervaarlijke kapen. Voor ons het orgelpunt van een reis dwars door Normandië. 

De Cotentin, een mini-Ierland in Frankrijk. 

Vinger in zee

Als een vinger in zee wijst de landtong van La Hague naar de Britse eilanden, waarmee het heel wat overeenkomsten vertoont. In de vroege middeleeuwen zetten er heel wat Ierse monniken voet aan wal. Ook Willem de Veroveraar zou hier zijn ingescheept om als koning van Engeland geschiedenis te schrijven. Het schip van de Normandische hertog rolde inderdaad van de werven in Barfleur. Het havenstadje zag ook Richard Leeuwenhart de zeilen zetten om zijn Engelse troon veilig te stellen.

Groene weilanden en met gele brem begroeide heuvels reiken tot het blauw van de zee.

Moeilijk is het niet om een stukje Ierland te herkennen in het schiereiland van de Cotentin. Groene weilanden en met gele brem begroeide heuvels reiken er tot aan het blauw van de zee. Daar trotseren waakzame vuurtorens in kleine vissershaventjes alle weerelementen. Dieper landinwaarts heeft het landschap veel weg van de Engelse countryside. Holle wegen, stenen muurtjes en groene heggen bij de vleet dus. 

Kilometers voor de boeg

Voor het zover is, hebben we nog wat kilometertjes voor de boeg. De oude Normandische provincie steekt een flink eind uit in zee. Monniken of Noormannen benaderden de Cotentin van over zee, maar dat doen wij niet. Gelukkig zweeft de Multistrada over het asfalt. Zo is de dag nog niet ten einde, wanneer we richting Sainte-Marie-du-Mont koersen. Het Westvlaamse koppel dat er een vervallen hoeve kocht, heeft inmiddels knap werk verricht. Motor in de schuur, beentjes strekken en daar schuiven we gelijk aan tafel.

Le Grand Hard, logeren bij Belgen in de buurt van Utah Beach. 

De volgende ochtend leidt onze gastheer ons niet zonder trots rond op zijn domein. De man is zelf motorrijder en organiseert dagtrips op het schiereiland. Goed bekeken, al zet de toeristische dienst van de Manche ons wel op weg.

De weg van de vrijheid

Normandië zou Normandië niet zijn zonder zijn invasiestranden. Vrijheid smaakt nergens beter dan hier. De langste dag uit de militaire geschiedenis wordt er elk jaar met veel trom herdacht. In de vroege ochtend van 6 juni 1944 arriveerde het begin van het einde op Utah Beach. Een half jaar later was de Duitse capitulatie een feit.

De weg naar de vrijheid startte op 6 juni 1944 op de stranden van Utah Beach.  

Niet ver van een Blockhaus ploeteren we door het rulle zand naar zee. Rimpelloos en onschuldig glinstert le Grand Bleu in het zonlicht. In onze verbeelding zien we Amerikaanse infanteriesoldaten uit hun Higgins-vaartuigen springen. Dat deden ze tot hun middel in het water, condoom over de geweerloop. Op het einde van de dag zetten er 23.000 man voet aan wal. Niet minder dan 150.000 geallieerden zouden uiteindelijk landen in Normandië.

D-Day

Daar waar de eerste Duitse batterijen onder de voet werden gelopen, brengt het landingsmuseum de beslissende uren tot leven. We zien er amfibievoertuigen waarmee het geallieerd invasieleger werd aangevoerd, maar ook een gevechtswagentje met draadloze besturing (!) dat vijandige tanks moest ondermijnen. Het meest onder de indruk zijn we van de B-26 bommenwerper, waarvan er nog maar enkele overblijven. 

We zijn behoorlijk onder de indruk van deze B-26 bommenwerper. 

Nog pakkender zijn de foto’s en getuigenissen die een gezicht plakken op de oorlog. Zo is er Jacques Joubert des Ouches, wiens vliegtuigje op enkele km van Saint-Vaast-la-Hougue in zee stortte. Enkele uren voor zijn laatste vlucht had de jongeman nog aan zijn ouders geschreven. De grote dag was aangebroken, ze mochten hem en zijn kameraden na de overwinning niet vergeten. Profetische woorden, want zijn lichaam werd nooit teruggevonden …

De oorlog krijgt een naam in het landingsmuseum van Utah Beach. 

Blitzbezoek aan een tankmuseum

Van Utah Beach is het door een polderlandschap heerlijk rijden naar Carentan. In de dagen na de landing werd het stadje fel bevochten. Daar zat de strategische ligging tussen Utah Beach en Omaha Beach voor iets tussen. Vandaag profileert het kleine stadje zich als de hoofdstad van het Parc Régional des Marais du Cotentin et du Bessin. Een uitgestrekt overstromingsgebied in het zuiden van de Cotentin, dat ons in een zompig weidegroen welkom heet.

Terrasje in Carentan. 

Alle 6.000 inwoners lijken wel elders te vertoeven als we de stad binnenrijden. Een jachthaven trekt nu eenmaal meer volk als het zonnetje schijnt. We houden het terrasje kort en brengen een ‘blitzbezoek’ aan het Normandy Tank Museum in het naburige Catz. Het museum ligt naast het historische A10 Airfield, één van de eerste vliegvelden die door de Amerikanen werden aangelegd. Uniek is dat het rollend oorlogsmaterieel nog altijd rijdt. Een ritje met een tank of een vlucht met een dubbeldekker? Het kan allemaal!

In het Normandy Tank Museum gaat men er prat op dat al het rollend materieel nog rijdt! 

Een hachelijk avontuur 

Het beste houden we voor het laatst. Wie ook maar een tikkeltje in de oorlog is geïnteresseerd, moet naar Sainte-Mère-Eglise. Het dorp was het eerste dat werd bevrijd. In de nacht van 5 op 6 juni hadden de Amerikanen massaal troepen gedropt achter de Atlantikwall om zo de weg vrij te maken voor hun invasieleger. Een hachelijke onderneming in het holst van de nacht, zo ervaren we in het Airborne Museum. Heel wat parachutisten verdronken dan ook in de moerassen van de Cotentin. 

In Sainte-Mère-Eglise is de oorlog altijd dichtbij.

Een heel ander verhaal is dat van John Steele. Die was met zijn parachute aan de kerktoren blijven hangen. Op de koop toe werd hij nog eens in de voet geschoten door een Duitser. Toch was hij slim genoeg om zich voor dood te houden. Zo kon hij zijn avontuur navertellen. Dit werd wereldwijd bekend door de oorlogsklassieker ‘The  Longest Day’.

Blijf maar eens met je parachute aan de kerktoren bengelen in het heetst van de strijd. Gelukkig kon John Steele het nog navertellen. 

Warme wafel met zicht

In Sainte-Mère-Eglise kan je niet anders dan warm worden. En dan heb ik het niet over de wafel die we met zicht op John Steele gulzig naar binnen werken. Dankbaarheid is er in de loop der jaren uitgegroeid tot warme vriendschap. Met diep respect verlaten we het museum in wat het bekendste Franse dorp in Amerika moet zijn.  

Airborne Museum in Sainte-Mère-Eglise, waar Amerikanen thuis zijn. 

De zon draait nog steeds op volle toeren, net als de plaatselijke middenstand. We nemen er geen aanstoot aan, zelfs niet aan het feit dat John Steele aan de andere kant van de kerktoren zou moeten hangen. Daar hebben de terrasjes allicht anders over beslist. Het was in elk geval de redding van John Steele, want de strijd was het hevigst aan de kant van het dorpsplein die nacht!

Een boot op wielen

Het is koffiedik kijken als we onze chambre d’hôte in Saint-Sauveur-le-Vicomte verlaten. Mist zo dik als erwtensoep maakt er geen vrolijke rit van. Temeer daar we al om halftien worden verwacht in Saint-Vaast-la-Hougue. Een amfibievoertuig brengt ons naar het getijdeneilandje Tatihou, op anderhalve km voor de kust. Het is hoogtij en dus wordt er gevaren. 

Rijden of varen, een amfibievoertuig kan het allebei. 

Terugkeren doen we bij laagtij en dan krijgt de boot opeens wielen. Een leuke ervaring, want we rijden tussen een groene zee van oesterbanken. De oesters van Saint-Vaast zijn overigens bijzonder lekker door hun notensmaak.

Rijden in een zee van oesterbanken. 

Eiland in de mist

Op Tatihou zijn we snel twee uur kwijt. Het kusteilandje is nog geen 30 ha groot, maar bezit een schat aan bezienswaardigheden. Deze zijn grotendeels te danken aan een dramatische gebeurtenis op zee. We schrijven anno 1692. Frankrijk is nog maar eens in oorlog met Engeland. Op 1 juni van dat jaar zien de wateren van Saint-Vaast hoe Engelse matrozen vanuit sloepen, in het donker en in de mist (!), een dozijn schepen van de Franse oorlogsvloot in brand steken. Driehonderd jaar later vonden de gezonken scheepsresten een plekje in het maritiem museum.

Het maritiem museum op het getijdeneilandje Tatihou herbergt de scheepsresten van de slag bij Saint-Vaast-la-Hougue.  

Ook het fort van Vauban is met zijn tweelingtoren op het vasteland Werelderfgoed. Meteen na het debacle liet Lodewijk XIV de baai van Saint-Vaast versterken. Gehuld in een gordijn van mist proberen we op de toren van de stilte te genieten. Helaas stellen enkele witgevederde eilandbewoners onze aanwezigheid niet op prijs.

Fort van Vauban, nóg grimmiger in de mist.

Grijs, grijzer, grijst  

Barfleur is geen Honfleur. Zo denken we toch wanneer we in een andere tint van grijs het historische havenstadje aandoen. Best teleurstellend, want staat het niet als enige van de streek op de lijst van mooiste dorpen?  

Barfleur in de mist, al bij al een triestige bedoening. 

Nochtans ziet het getijdehaventje eruit zoals het hoort. Met de massieve burchtkerk op de achtergrond is het zelfs één van de meest gefotografeerde plekjes van de Cotentin. Bijzonder schilderachtig … als de zon haar licht uitstrooit. Zo dacht ook Paul Signac, als hij zijn indrukken in ontelbare stipjes op doek penseelde. Het vissershuis waar de impressionist enkele zomers verbleef, bevindt zich naast de kerk.

Dan zoeken we maar wat kleur in de details!

Eindelijk zon!

De hardnekkige mist zet hoe dan ook een domper op de pret. De “belles blondes” zullen voor een andere keer zijn. Geen kleine mosselen, dus sturen we de Duc landinwaarts. De juiste beslissing, zo blijkt. Nog geen vijf minuten later glijdt de mist als een zware mantel van onze schouders. In Cap Lévi hebben we opnieuw de zee aan onze kant. Die verliezen we niet meer uit het oog …

Cherbourg, Amerika-haven en Titanic-stad.

De hoofdstad van de paraplu baadt van kop tot teen in de zon! Mooi weer en daar biedt zich weer een museum aan. Deze keer keren we niet terug in de tijd, maar wel diep in de zee. Heel diep zelfs. Daarvoor trekken we naar de Cité de la Mer, de belangrijkste attractie van Cherbourg. 

Het zeemuseum Cité de la Mer neemt je mee voor een avontuur in zee.  

Cité de la Mer  

Het maritiem museum is gevestigd in het transatlantisch station. Begin vorige eeuw scheepten duizenden hier in naar het beloofde land. De Titanic maakte dan ook hier zijn enige tussenstop op 10 april 1912. Wie zijn ogen sluit in de gigantische Art Nouveau-bagagezaal, stapt zo mee aan boord bij Jack en Rose! 

Op 10 april 1912 legde de Titanic aan in Cherbourg. 

Blikvanger is de eerste Franse atoomduikboot, in 1967 te water gelaten in Cherbourg. Sinds het begin van deze eeuw geniet hij er van een welverdiende rust. Het zou trouwens de enige nucleaire onderzeeër zijn die een sterveling kan bezoeken. De jongsten komen echter voor het Aquarium Abyssal. Europa’s diepste aquarium bezit een verzameling vissen die zo uit Finding Nemo komen gezwommen. 

Le Redoutable, de enige onderzeeër die je kan bezoeken.

Route des Caps

Met musea en Cherbourg hebben we het nu wel gehad, vindt onze Italiaanse vriend. Bij het buitenrijden werpen we nog even een blik op de oude versterkte havenmond. Dan is het welletjes geweest. Het mooiste stukje van de Cotentin kondigt zich weldra aan. Na Cherbourg vertoont de kust al gauw een grilliger lijn. 

Na Cherbourg wordt de kust almaar grilliger.

In Urville-Nocqueville hebben we een mooi zicht op de kliffen van Landemer. Verderop staat de Manoir du Tourpe, een 16e-eeuws landhuis met bijbehorende duiventoren. In 1978 draaide Roman Polanski hier enkele scènes van zijn film ‘Tess’, met een jonge Nastassja Kinski in een glansrol.

De natuur is op haar mooist in de lente, niet? 

Al die willen te kaap’ren varen

De weg blijft klein en de zee binnen handbereik met de D45. Port Racine, Frankrijks kleinste vissershaventje, ligt te soezen in de zon. Het werd genoemd naar één van de laatste piraten die zich hier verstopte. Piraten, smokkelaars, Noormannen, ze hebben al lang hun biezen gepakt!

Port Racine, het kleinste vissershaventje van Frankrijk.

Iets wat ook wij uiteindelijk doen. We worden namelijk verwacht in Hôtel du Cap, aan de andere kant van het schiereiland. Ook hier is de eigenaar motorrijder, van wie we de garage mogen gebruiken. Niet dat we iets hoeven te vrezen aan de rand van de bewoonde wereld, want zo voelt het toch een beetje. Wie het zo ver komt zoeken, heeft genoeg aan de natuur. Zowel in bed als vanachter de ontbijttafel hebben we een eersteklaszicht op de granieten vuurtoren van Goury en de omliggende weilanden die reiken tot aan de zee.

Room with a view in Hôtel du Cap in Auderville.

Witschuimende golven

Die zee ligt er opvallend kalm bij. Nochtans kijken we uit over één van de gevaarlijkste vaarroutes van Europa, de Raz Blanchard. Witschuimende golven gaan er regelmatig als een razende gek tekeer. Ontelbaar moeten de scheepswrakken zijn die er op de zeebodem liggen. Net als aan de Bretonse kust kan het getijdeverschil hier al gauw enkele meters bedragen. Wat dan weer goed is voor de golfturbines die hun groene energie uit het water halen.

Vuurtoren van Goury. Wat. Een. Plek!

Het wordt allemaal nog indrukwekkender als we in Auderville de kustweg volgen naar de Nez de Jobourg, één van de hoogste en oudste rotskliffen van Europa. Zo liggen we een klein uur in complete stilte op onze buik te genieten tussen het groen en geel boven de baai van Ecalgrain, voordat we na een korte wandeling naar de Nez de Voidries zijn beroemde overbuur in al zijn glorie aanschouwen.

De Nez de Jobourg, na de Mont-Saint-Michel de meest bezochte plaats in het departement van de Manche.

Ruige klippen worden in de buurt van Vauville uitgestrekte zandstranden en zoetwatermoerassen, beschermd door de wandelende duinen van Biville die tot de mooiste van het land mogen worden gerekend.

Langgerekte zandstranden en wandelende duinen, dat is het landschap in de buurt van Vauville.

Blik op zee 

Het ongerepte landschap van La Hague eindigt behoorlijk confronterend bij de kerncentrale van Flamanville. Ook de nucleaire opwerkingsfabriek in Beaumont-Hague verspreidt zich als een vlek. Met de blik op zee merk je gelukkig niets van deze smet. De bewoners maken er zich ook niet druk over. De sector zorgt dat er brood op de planken komt, punt andere lijn. 

Tot groot jolijt van het ongeduldige Testastretta-blok kan er nog eens doorgereden worden. Een halfuurtje later gaan we toch alweer de hoofdweg af. Cap Carteret staat immers bekend voor zijn kilometerslange goudgele stranden. Iets wat mevrouw voor geen geld van de wereld wil missen. Dat wordt dus pootje baden in zee. Aan de horizon ontwaar ik met natte broekspijpen de contouren van het eiland Jersey. Dat is het grootste van de  Kanaaleilanden.

Het zeetje! Wat doet dat goed aan de voetjes!

Een vlucht wilde ganzen

Dertig km verder weerspiegelt zich de forse burcht van Pirou in zijn vijver. De waterburcht dateert grotendeels uit de 12e eeuw en is mooi gerestaureerd. In de 9e eeuw vonden de snelle drakkars van de Vikingen er al een versterking op hun weg. Volgens de legende troffen de Noormannen er na een lang beleg enkel nog een grijsaard aan. Die vertelde ze dat de heer van Pirou met zijn gevolg de benen, of liever de vleugels, had genomen door zich in een gans te hebben betoverd!

De burcht van Pirou is één van de oudste kastelen van Normandië. Daar hoort natuurlijk een legende bij!

Een vlucht wilde ganzen vloog inderdaad boven de burcht die nacht. De belegeraars staken dan maar de burcht in brand. Hiermee ging ook het toverboek in de vlammen op. Én de kans om de betovering te verbreken. Zo komt het dat elk jaar in de lente een troep ganzen neerstrijkt op de site. Om na een vergeefse zoektocht opnieuw te vertrekken in de herfst!

De burcht van Pirou bezit nog drie van de vijf  versterkte poortgebouwen. 

Pagus constantinus

Afstappen doen we hierna niet meer, zelfs niet voor de gotische kathedraal in de oude hoofdstad Coutances. Nochtans gaf de stad haar naam aan de Cotentin. Zelf werd ze vernoemd naar de Romeinse nederzetting Constantia, die verwijst naar keizer Constantijn!

Dat ze in Normandië fier zijn over hun afkomst, merken we ook wanneer we in La Percevalerie onze kamer in middeleeuws Bayeux-decor betrekken. Een Fransman kent zijn geschiedenis, maar dat wisten we al!

Bikers welcome in La Percevalerie. 

Monaco van het noorden

Met Granville stevenen we recht op de finish af van onze Tour de Cotentin. De levendige badstad, ooit een nest van zeerovers in koninklijke dienst, omsluit op een vooruitgeschoven rotspunt de brede baai van de Mont-Saint-Michel. De stad is nog altijd een belangrijke vissershaven, al wordt er al lang niet meer op kabeljauw gevaren. Nu zijn het vooral toeristen die aan de haak worden geslagen.  

In Granville zijn het vooral toeristen die aan de haak worden geslagen.

Een casino, prachtige villa’s (de ouderlijke woning van Christian Dior is een juweeltje), een breed strand, het zorgde allemaal voor een mondaine badsfeer in het Monaco van het noorden bij het begin van de vorige eeuw. De stad is trouwens nauw verbonden met de Grimaldi’s. De Monegaskische prins is immers ook gouverneur van Granville.

Een casino mag natuurlijk niet ontbreken in een Monaco van het noorden!  

Een heilige berg in zee

Afronden doen we met de Route de la Baie. De toeristische route start in het Normandische Granville en eindigt aan de andere kant van de baai in het Bretonse Cancale. Het zicht op de Mont-Saint-Michel, Normandië’s heilige berg in zee, verandert haast na elke bocht.

Misschien wel het mooiste zicht op de heilige berg in zee!

Hoe dichter we bij “La Merveille” komen, hoe drukker het wordt op de baan. Dat merken we ook aan het sanitair als we even pauzeren om de beroemde rots met haar abdij te bewonderen. Zo weten we weer waarom we zo ‘content’ mogen zijn in de Cotentin!

Praktische informatie

Ligging

La Manche is het meest westelijke departement van Normandië. Het schiereiland van de Cotentin behelst twee derde van de Manche. Geologisch gezien behoort de Cotentin tot het Armoricaans Massief, wat de ruwe kapen verklaart in het noorden.

Afstand

Vanuit Brussel is het slechts 600 km om aan de mouw van de Manche te trekken. Dit gaat vlot via de autosnelweg (je hoeft geen tol te betalen op de Pont de Normandie). Tank op tijd, want op sommige stukken in Normandië moet je het lang zonder pompstation stellen.

Oppervlakte

5.938 km²

Inwoners

Ongeveer 500.000 inw. (84 inw./km²)

Hoogste punt

Saint-Martin-de-Chaulieu (368 m), op de grens met het departement van de Orne.

Klimaat

De Manche is een schiereiland en wordt langs drie zijden omgeven door de zee. Regen en wind behoren tot de vaste ingrediënten als je geen geluk hebt met het weer. Wel scheert de Warme Golfstroom er rakelings langs de noordwestelijke kust. Dat zorgt voor gematigde winters. En een ongekende bloemenpracht in de lente!

Route

De route voert grotendeels langs de kusten van de Cotentin. Landen doe je op Utah Beach, het meest noordelijke van de vijf invasiestranden. In Cherbourg neemt de Route des Caps je mee naar boven. Helaas moet alles wat omhoog gaat uiteindelijk ook naar beneden. Een laatste blik op de Mont-Saint-Michel, een korte wandeling naar de watervallen van Mortain en daar lonkt de snelweg naar huis.

Onderdak

www.legrandhard.fr

www.les-ecuries-mecaniques.fr

www.hotel-le-louvre-cherbourg.com

www.hotelducap.net

www.lapercevalerie.fr

Meer info

www.manche-toerisme.com

be.france.fr