Moezelzoete momenten

Wat smaakt er beter dan een Moezelwijntje? Dat is zeker het geval op een terras in Trier, Bernkastel of Zell!  

Ik weet niet hoe het komt, maar ik héb iets met Duitsland. Vreemd, want keer op keer heb ik prijs en mag ik een regenpak aantrekken onder een of ander viaduct. Voorts erger ik me blauw aan de zoveelste ‘Baustelle’ op hun (snel?)wegen. De Romeinen hadden het ook niet begrepen op de donkere Germaanse wouden. Probeer maar eens door te zakken in die flauw verlichte Stube van je pensionnetje aan de woudrand. Vriendelijke bediening, dat altijd. Maar ergens is hun ‘Haben Sie noch einen Wünsch?’ het verdoken sein om op te krassen. Dat verlichtingspeertje is achter je rug wel zeer snel uitgedraaid!

En toch blijf ik eraan verknocht. Een tweede heimat zeg maar. Nooit veraf en toch even weg. Betaalbare bestemmingen en Zimmers zat. Toegegeven, de meeste Duitsers gooien alles dicht bij het minste bord. Maar liever wat Teutoonse discipline dan Latijnse losbandigheid op de weg. Geef mij maar een slentertocht langs fraai gerestaureerde dorpsgeveltjes of keurig onderhouden stadstuintjes. Heerlijk als de wandeling eindigt op een terras. Met een fruitig Moezelwijntje aan de lippen …

In Duitsland ben je altijd welkom! 

Tweedaagse uitstap met het triumviraat

Daarmee is het woord gevallen: richting Moezel gaat het deze keer, onze jaarlijkse tweedaagse met het triumviraat. Over de streep gehaald door de lichtvoetige verzen van de Romeinse dichter Ausonius (4de eeuw na Chr.). Precies zoals een slogan op de kaft van een vakantiebrochure: ‘De daken van de boerderijen die gebouwd zijn op de steile oevers en de heuvels overgroeid met groene wijnranken, terwijl beneden in stille murmeling de lieflijke stroming van de Moezel voortglijdt'(Mosella, vv. 20-22). Verzen waaraan we niet kunnen weerstaan! 

Jammer voor onze derde man, die met zijn muisgrijze maar snelle Barchetta het spoor volgt van de VFR en ZX9. Geen hartbeklemmende oorlogskerkhoven of stille slagveldgetuigenissen deze keer. Wél Wein (en in véél mindere mate), Weib und Gesang! Dan moeten we er wel eerst zien te geraken. En daar loopt het bijna fout …

Van spelen komt er kwelen   

Het traject naar Bernkastel-Kues telt nochtans geen 300 km. Bovendien zijn we op tijd van de ontbijttafel geraakt. Gezwind volgen we de verlaten TGV-spoorlijn richting Luik. Ondanks het aarzelend weer hebben we er alledrie zin in. Eens ter hoogte van de Hoge Venen zet de gestroomlijnde Fiat zich plots op kop. Dat zonder zich ook maar iets aan te trekken van de nieuwe superboetes. Een spelletje dat bij de grensovergang lang genoeg heeft geduurd. Hiervoor moeten we even flink aan de gashendel. Kwestie om de motoren opnieuw vooraan te brengen. Adrenaline maakt plaats voor aandacht. Nu kan er aan een rustiger tempo nagedacht worden over het programma van deze cultuurtweedaagse.

Trier, ons tweede Rome!

Van de geplande tussenstop in Bitburg (Bitte ein Bit, weet je wel) komt er niets in huis. Het gaat nu eenmaal vlot. Trier, de poort op de Moezel én de oudste stad van Duitsland, heeft zo veel meer te bieden. Helaas moeten we het haantje-de-voorste’s gedrag van de ZX9 bekopen met een queeste naar het heilige water … Ettelijke tankstations zijn we voorbij gesjeesd. Van een ervaren motorrijder verwacht je toch dat hij zijn machine kent? Zeker als je al eens ergens ten velde leeggelopen bent! Een grondig stadsbezoek zit er dus niet meer in. Dat lijkt mijn twee companen niet te deren.

Trier, het Roma Secunda

Niet getreurd. Smikkelend vanop een terras op het binnenplein van de Simeonstift hebben we zicht op hét boegbeeld van de stad. De Porta Nigra geldt als één van de best bewaarde stadspoorten uit de Romeinse tijd. Dat hebben we grotendeels te danken aan de constructieve creativiteit van aartsbisschop Poppe, die er in het begin van de 11de eeuw maar liefst twee kerken had laten overbouwen. Het was uiteindelijk Napoleon die de sacrale beschermingsfolie verwijderde (van de kloosterkerk ernaast, de Simeonstift, is wel nog de vroegromaanse kruisgang bewaard) en zo de ‘zwarte poort’ in volle glorie herstelde. En de zandsteen? Die is al lang niet meer roze …

Trier is een kleurrijke Moezelstad.

Met een bijnaam als ‘Roma Secunda’ hoef je niet lang te zoeken naar het spoor van de Romeinen in Trier. Een monumentale basilica (troonzaal), twee badhuizen en een amfitheater illustreren hoe belangrijk de stad wel moet zijn geweest. Het keizerlijke Augusta Treverorum, gesticht door Augustus in 16 v. Chr., schopte het drie eeuwen later onder de grote Constantijn zelfs even tot hoofdstad van het West-Romeinse Rijk! Jammer genoeg zorgden barbareninvallen alsnog voor een dramatisch einde. Aartsbisschop Poppe zou eeuwen later slechts een ruïne én een stadspoort aantreffen.

Ein bisschen Super, bitte!

Gelukkig is Trier vandaag een aangenaam provinciestadje dat zich meer dan eens laat bezoeken. Dus neem ik vrede met een wandeling naar de Hauptmarkt even verderop. Onmiddellijk herken ik de typisch Frankische driehoeksvorm (dries) in het plein. Vanouds kwamer hier mensen samen en dreven ze handel met elkaar. Terrasjesvolk, straatmuzikanten en acrobaten maken nu het mooie weer op dit aantrekkelijke marktplein.

Het marktkruis op de Grote Markt in Trier staat op een Romeinse zuil.  

Het fiere Marktkreuz, middeleeuws symbool van het marktrecht, en de bont gekeurde Petrusbronnen houden zich nauwelijks overeind in de mensenzee. Een gezellige drukte die ons als een magneet aanzuigt. Des te jammer dat ik op zoek mag naar een jerrycan voor mijnheer! Gezeten op een steen geniet hij gewoon verder van de pasteltinten gevels en het plaatselijk schoon. Als ik onder luid geklok het goedje in z’n benzinetank kap, wijst de klok onverbiddellijk halfvier. Ik troost me met de gedachte dat de dom, het keurvorstelijk paleis en de middeleeuwse Moezelkraan er nog wel een tijdje zullen staan.

De Hauptmarkt was het centrum van het middeleeuwse Trier.

Die liebliche Mosel entlang

Alle stress en zweet is in een mum van tijd verdwenen op de kronkelweg langsheen de Moezel. De eerste de beste Weinstube, met ook maar enig zicht op een groene Moezelflank, is voldoende om te stoppen. Ondanks mijn ernstige koffieverslaving help ik mee om dat eerste flesje Moezelvocht te ledigen. Inderdaad, ik kan er elk jaar beter tegen!

We tuffen nog een uurtje langs de lieflijke Moezel en pruttelen in Kues de parking op van onze eindbestemming. Het beetje bagage dat we meehebben, is amper uitgeladen of daar begint het toch wel te stortregenen zeker. Vanaf het China Restaurant Jade, waar ik op de valreep nog twee kamers had geboekt, is het slechts enkele stappen naar het pittoreske Bernkastel.

Bernkastel am Mittelmosel, wie kent het wijnstadje aan de Moezel niet? 

Bernkastel-Kues, natuurlijk!

Logeren bij een lokale wijnboer, het plaatje had inderdaad beter geklopt. Gedane zaken nemen geen keer en kijk, een klein mannetje heet ons huppelend welkom. ‘Ja ja, Sie haben leselvielt’. Knipbuigend leidt hij ons door een donkere gang vol grijnzende maskers naar onze kamers. In de gelagzaal zitten enkele mensen te eten, gelukkig maar! Want sinds hij eens een film heeft gezien waar een Chinese kok de keel van een bezoeker openhaalde, met hetzelfde gemak als de vis die hij aan het verschonen was, mijdt mijn broer elk Chinees restaurant!

Eten doen we in ‘Zum Landsknecht’, m’n favoriet restaurantje aan de overkant van de Moezel. Kues, het residentiële gedeelte van het tweelingstadje, verdient nochtans een bezoek. De beroemdste stadsbewoner, Nikolaus Cusanus (1401-1464), zag hier immers het eerste daglicht. Zijn geboortehuis en met name het hospitaal dat hij volledig zelf bekostigde, behoren tot het belangrijkste erfgoed aan de Moezel. Wereldberoemd is de bibliotheek van de man, met schitterende miniatuurschriften en wiegendrukken. Kardinaal van beroep kennen we Cusanus vooral als filosoof en wetenschapper. Hij was ongetwijfeld één van de grootsten uit zijn tijd. Een geniale geest met het hart op de juiste plaats. 

Eten, drinken en zeveren 

Kunst en cultuur zijn van ondergeschikt belang voor mijn reisgezellen vandaag. ‘Eerst eten, daarna zien we wel’, spreken hun ogen. Gelukkig houdt het even op met regenen. Haastig spoeden we ons over het bekende marktplein naar het restaurant. Daar worden we bijzonder warm onthaald. Eindelijk kan er gegeten worden!  

Vakwerkbouw en nog eens vakwerkbouw in het centrum van Bernkastel. 

In room gestoofde groenten smeren vlot de slokdarm. Dikke vleesbrokken schrokken we moeiteloos naar binnen. Zoniet steekt de amberkleurige wijn wel een handje toe. Ijs en slagroom koelen af, dampende koffie warmt dan weer op. Dat is ook een manier om die verkalkte aders open te houden. Zo kunnen de hersenen optimaal functioneren. Er wordt dan ook een flinke boom aan tafl opgezet. Van de hak op de tak slingert de discussie heen en weer. Politiek, economie, filosofie, tot zelfs de alles verklarende snaartheorie toe. Bij deze laatste heb ík al lang afgehaakt.

Zullen we dan maar?  

Het is al goed donker als we afrekenen. Toch loopt er een pak volk buiten. Her en der staan er podia met terrasjes. Mensen wandelen in traditionele klederdracht voorbij. Muziek schalt uit in plastiek gestoken luidsprekers. Goed weer of niet, Bernkastel heeft een traditie hoog te houden als het op feesten aankomt. Wie het grote wijnfeest in september al eens heeft meegemaakt, weet waarover ik spreek. Wij lopen nog even heen en terug, voordat we ons neerploffen op een verhoogd terras. Een laatste fles moet de discussie weer op gang brengen.

Zodoende forceren we nog gauw een doorbraak in de Wetstraat. Tussendoor lachen we nog eens met onze houterige prins Filip. Na een uur is ook hier het vet van de soep. Half twaalf en de tent loopt verdorie leeg! Met een brede glimlach begeleidt de serveerster ons naar buiten. Achter onze hielen valt de deur onherroepelijk in het slot. Nu ja, morgen staat er een en ander geprogrammeerd. Bij het betreden van ons hotelletje werp ik nog een blik op de motoren. De drie verschillende sloten waarmee ze aan elkaar hangen,  verzekeren me min of meer een verkwikkende nachtrust.

Vort machen, bitte!

Geen kroepoek met mierenzoet beleg, maar een degelijk Duits ontbijt de volgende ochtend. Compleet met plakken ham, kaas en eieren. Zoals te verwachten, zijn we de enige gasten in de ontbijtruimte. Suffen aan de koffietafel? Dan zit je deze keer best niet naast mij! Zwaaiend met een programma por ik beide heren tot spoed. Geen makkelijke opdracht, met een asgrauwe hemel als excuus!

Het is dan ook al na 9 u als we het stadje achter ons laten en de Moezelmeanders stroomafwaarts volgen. Meer en meer trekt de hemel open. Dat doet de kleuren goed. Het fototoestel heeft geen enkele moeite met het weidse rivierlandschap vóór ons.

Het lieflijke landschap van de Moezel.

Zell am Mosel, eindelijk!

Zell am Mosel, deze keer moet ik het zien. Al jaren wil ik de Runder Turm kaderen in een foto van het Moezellandschap. De andere twee slepen zich lusteloos naar boven. Insiders weten dat ik niet te stoppen ben als ik het goed te pakken heb. Ondertussen brandt de zon genadeloos door het opengebroken wolkendek. Dikke zweetdruppels storten zich vanop ons voorhoofd te pletter. Een uitweg die er helaas niet is onder die lederen broek!

De poedertoren is het symbool van Zell am Mosel.

Het postkaartzicht op Zell, met z’n vier miljoen wijnstokken het grootste wijnstadje van de Moezel, komt net op tijd om het groeiend ongenoegen van mijn metgezellen te pareren. Geduld is een mooie gave … als je ze hebt! Wie ook maar een beetje voor het betere fotowerk kiest, begrijpt dat volkomen. Zij dus niet. Zo snel mogelijk naar beneden en een Fritz Haag in hun kraag, dat willen ze. Met opzet en veel engelengeduld schiet ik het ene plaatje na het andere, telkens vanuit een andere hoek. Oeps, daar gaat de zon schuil achter een wolk. Even wachten dan maar…

Geen Fritz Haag, dan ook geen Cochem!

Uitgerekend in Zell, beroemd om zijn Schwarze Katz, gaan we op pad voor een Fritz Haag. Volgens een kenner onder ons één van de beste Moezelwijntjes. Rekken vol flessen met dat zwarte kat-etiket op de buik, maar geen Fritz Haag natuurlijk. Zwaar ontgoocheld slurpen we dan maar aan een koffie, na een korte wandeling door het centrum. Misschien moeten we volgende keer maar eens afstappen in Brauneberg? Hier, op een paar km van Bernkastel-Kues, vertroetelt de familie Haag generaties lang haar gouden Riesling-aanplant. Hun bijzonder elegante Juffer-Sonnenuhr is dan ook een topwijn, die vaak een prijs wegkaapt op gerenommeerde wijnbeurzen. Geen spek voor onze bek dus!

Zeller Schwarze Katz, de beste wijn van de Moezel. Toch volgens de zwarte kat die volgens de legende op het wijnvat sprong en het blazend verdedigde.

We blijven de Moezel volgen. Dus werpen we onze machine nu eens links dan weer rechts. Toch ga ik niet voluit als de Kawa wegkatapulteert. Weidse bochten zijn niet echt mijn ding. De wijndorpjes die we dwarsen, nopen hoe dan ook tot voorzichtigheid. Cochem, hét Moezelstadje bij uitstek, lijkt wel een duivelse beproeving met al die gezellige terrasjes. Afstappen doe ik enkel voor een foto van de rijksburcht. Hoogst indrukwekkend, hoe deze boven haar omgeving uittroont.

Monreal, Monschau in het klein

De kleine lokale weg die we volgen, leidt ‘recht’ naar Monreal. Bruut verbreken we de stilte in de nog van ochtendregen nadampende bossen. Aanstoker van dienst is een knipogend wegdek, netjes afgespoeld en opgedweild door het felle zonlicht. Als deugnieten laten we ons meesleuren in een onverantwoord pak-me-dan- als-je-kan-spelletje. Schuldoprisping of toch een wegspringend achterwiel? Feit is dat ik als eerste in de remmen ga. Maar goed ook, want onze volgende stop kondigt zich al aan.

Monreal, een soort mini-Monschau, zij het authentieker én … geen noorderbuur te bespeuren! Gespaard van massatoerisme, maar niet van Lodewijk XIV, wiens troepen ook hier brandschattend door het burchtstadje waren getrokken. Niet dat je van deze zwarte bladzijde nog iets merkt. Alles werd liefdevol opgepoetst en de vakwerkhuisjes langs de Elz pronken als nooit tevoren. Ze getuigen van de materiële welvaart toen de lakenindustrie in de Eifel hoge ogen gooide. De twee burchten, Löwenstein en het kleinere Philippsburg, waken ook nu nog, grotendeels gehavend, over het aloude Koningsberg (Mons Regalis). Een plaat van een dorpje dat terecht de titel van ‘Schönstes Dorf Deutschlands’ behaalde.

Monreal, een mini-Monschau dat nog niet wordt platgelopen.  

Honger drijft ons, na een korte rondtocht, naar een terrasje op de hoek. De middagzon geeft van katoen. Ter bescherming van de tere huid wrikken we dan maar een reuzenparasol in de antennestand. Zonnebril goed op de neus? Dan kan er eindelijk besteld worden. De kelner heeft het aperitiefglas nog niet weggehaald of daar komt een gitzwarte wolk vanachter de heuvel aangedreven! Veel tijd om het boeltje te verhuizen, krijgen we niet. Doortastend als het moet, kan ik nog gauw een tafeltje bemachtigen. Mooi op tijd, want een verse lading ledergeweld wringt zich druipnat een weg naar binnen. Best gezellig trouwens!

Slot Bürresheim 

Het miezert nog als we buiten komen. Dus spartelen we alsnog in dat eendelig regenpak. Veel moeite voor niets, want Schloss Bürresheim is echt niet zo ver. Hoe voorspelbaar. Enkele bochten verder schijnt de zon uitbundiger dan ooit. Gevangen in dat plastieken cocon klimt het kwik pijlsnel. recht naar het hoofd. Minuten lijken wel uren. De lege parking vóór het slot komt geen seconde te vroeg. Als sardines in eigen nat snakken we naar zuurstof.

Schloss Bürresheim, net zo gaaf bewaard als Burg Eltz. En veel minder toeristen!

Dan pas vinden we de tijd om het slot te bewonderen. De burcht is gaaf bewaard. Precies zoals Burg Eltz, dat ander sprookjeskasteel hier niet ver vandaan. Een unicum, want de vele burchtruïnes in de streek bewijzen hoe grondig de troepen van de Zonnekoning tekeer gingen. Hoewel een bezoek aan de burcht een aanrader is (volledig bemeubeld!), beperken we ons tot het buitenzicht. Het compacte complex met z’n ronde torenkraag in vakwerk oogt bijzonder charmant en is wondermooi gelegen.

Donkere wolken en enkele stortbuien

Samen met Monreal is dit ongetwijfeld dé ontdekking op deze tweedaagse. Een mooie afsluiter, want de terugkeer dringt zich nu echt op. Niet alleen aan de hemel, maar ook in onze geest schuiven donkere wolken voorbij. Het vooruitzicht op een saaie snelwegrit stemt alles en iedereen somber. 

De voorziene terrasstop in het stadje Mayen wordt zo herleid tot een ordinaire plaspauze aan de abdijpoort van Maria Laach. Pure heiligschennis! We maken ons dan ook stante pede uit de voeten en stuiven de oprit van de A6 op. Wat rest, is nog 290 km … én enkele welgemikte stortbuien in onze nek!