De Oise doet je verbazen

Toeren op z’n Frans, da’s luilekker bochtjes draaien, ‘à l’aise’ zoals dat heet in de l’Oise. Zo hingen we loom aan het gas, ging de motor meer dan eens aan de kant en volgde er geregeld wat lekkers op de tong. Slow travel dus, net wat we nodig hadden met het najaar voor de deur.

Het zijn niet alleen Parijzenaars die in het departement van de Oise komen onthaasten in een oase van groen. Met een dozijn overheidsbossen en meer dan 30 parken en tuinen hebben ze natuurlijk overschot van gelijk. Niks heerlijker overigens dan een fleurige ochtendwandeling in het groen. Of het moet een gezapig motorritje zijn dat ons kalm en vredig naar Herchies leidt.

Het kasteel van Chantilly, dat zijn paarden, kunstcollecties en … hopen slagroom!  

De rozen van Didier

Het ingeslapen dorpje halverwege Gerberoy (één van Frankrijks mooiste dorpen) en Beauvais bezit met de Jardin du Brûle een opmerkelijke tuin. Waar ooit de resten van de in de laatste oorlog verwoeste huizen werden verbrand, geurt en kleurt een veelvoud aan bloemen, struiken en waterplanten aan de oevers van de Thérain. Een piekfijn verzorgde moestuin annex wijngaard strekken de meester-hovenier tot alle eer. Trots is Didier vooral op zijn rozen, die met hun oranje kleur de vlammen van het bombardement oproepen. Zelf zijn we verbaasd over zijn collectie tomaten, die maar liefst 50 verschillende soorten telt!

Jardin du Brûle, een opmerkelijke (moes)tuin op de as van W.O. II. 

W.O. II klopte ook aan in de hoofdstad van de Oise. Toch kwam de gotische kathedraal van Beauvais heelhuids uit de strijd. Met ’s werelds hoogste koor is zij nog altijd de blikvanger van de stad, samen met de versterkte toegangspoort tot het bisschoppelijk paleis waarmee ze een duo vormt. Een indrukwekkend staaltje van Frans vakmanschap, net als binnen in de kerk. Dan hebben we het natuurlijk over het gebrandschilderd glas en het gigantisch astronomisch uurwerk uit de 19e eeuw.

De kathedraal van Beauvais werd misschien niet afgewerkt, maar haar portaal in ‘hoog’ gotiek mag er best wezen.   

De bijl van Jeanne

Een korte wandeling voert ons hierna langs Gallo-Romeinse muurresten naar de Place Jeanne Hachette. Hier maken we kennis met de lokale heldin, die zwaaiend met haar bijl vanop de stadsmuur het leger van Karel de Stoute schrik aanjoeg. Of ze echt heeft bestaan, is voer voor historici. Maar dat de Bourgondische praalhertog met de staart tussen zijn benen afdroop op 22 juli 1472 is wel een feit. Heldhaftig verzet dat de Franse koning Lodewijk XI terstond met een processie herdacht. Iets wat de Beauvaisiens nog elk jaar doen, fier als ze zijn over hun Jeanne d’Arc.

De plaatselijke Jeanne d’Arc joeg het leger van Karel de Stoute de daver op het lijf. 

De draadnagels van Marie

Sterke vrouwen zijn van alle tijden. Dat horen we in de Clouterie Rivierre, Europa’s laatste draadnagelfabriek. Hier nam de jonge Marie Rivierre na de dood van haar man meer dan dertig jaar lang de touwtjes, of liever machines, in handen. Twaalf jaar eerder, in 1888 om precies te zijn, was haar Théodore in de buurt van het station van Creil een spijkerfabriek gestart. Onder haar deskundige leiding werden er al gauw enkele honderden werknemers tewerkgesteld. Met de eerste wereldoorlog voor de deur vonden haar spijkers blindelings de weg naar de zolen van soldatenlaarzen.

Marie Rivierre stond haar mannetje in de spijkerfabriek van haar echtgenoot. De machines spuwen nog altijd spijkers in alle soorten en vormen.     

Een handvol fabrieksarbeiders, meer niet, houden de oliezwarte machines uit de beginjaren van de fabriek nog altijd aan de praat. De zaken lopen zelfs gesmeerd, met speciale orders uit binnen- en buitenland, zowel van grote merken als de kleine hobbyist. Zo komt het dat er inmiddels meer dan 2.800 verschillende soorten spijkers in het gamma zitten. Zonder enige twijfel een springlevende getuigenis van de Industriële Revolutie! Krijgen we een spijker als aandenken mee, we zijn er als de dood voor dat we nóg een exemplaar mee hebben gekregen. Gelukkig meldt de bandendruksensor niks alarmerends op het scherm.

Een kasteel voor paarden

Van een buitengewone fabriek gaat het onverwijld verder naar een buitengewoon kasteel. Creil heet nu Chantilly, met als kers op de slagroom een bezoek aan het Musée Condé in het Grand Château. Paardenliefhebbers moeten minstens één keer in hun leven naar het domein. Wie van snelle paarden en chique vrouwen houdt, komt natuurlijk voor de Prix de Diane, als de fine fleur zich tooit met de opvallendste hoedencreaties op en naast de renbaan. Wij hebben veeleer oog voor de grote paardenstallen, die net als het Petit Château de Franse Revolutie hebben overleefd.

Chantilly wordt ook wel eens de paardenhoofdstad genoemd.  

De rest van het kasteel werd door Hendrik van Orléans, zoon van de laatste Franse burgerkoning Louis-Philippe, in zijn oude luister heropgebouwd. Vooral onder de Grote Condé, de beroemde veldheer van Lodewijk XIV, beleefde het domein een gouden tijd. Spetterende tuinfeesten gingen er hand in hand met somptueuze banketten. Zo gaat het verhaal dat zijn chef-kok tijdens een banket voor de Zonnekoning niet genoeg room voorhanden had en dan maar wat room met vanille begon op te kloppen. Blijkbaar ging er trouwens een en ander mis op dat feest, want toen er niet genoeg vis bleek te zijn, pleegde de arme Vatel zelfmoord op zijn kamer. Chantilly is hoe dan ook een crème van een kasteel!

Geen beter plek dan Chantilly om slagroom te proeven!

Een crème van een kasteel

De verzameling Italiaanse meesters en manuscripten in het Musée Condé is na die van het Louvre en de Bibliothèque Nationale de belangrijkste van het land. Helaas krijgen we van het wereldberoemde getijdenboek van de hertog van Berry, Les Très Riches Heures du duc de Berry, alleen maar een paginakopie te zien. Zo hebben we alle tijd om in een landelijk hoekje van het park te genieten van de enig echte crème chantilly. Wat smaken die aardbeien toch met een overheerlijke klodder vanilleslagroom erop! De huisjes met rieten daken zouden Marie-Antoinette hebben geïnspireerd bij de bouw van haar Petit Trianon in Versailles.

Kalksteen voor Parijs 

Het kleine Saint-Maximin ligt op amper tien minuten rijden van Chantilly. Valt er op het eerste zicht niet zoveel te bezien, toch verbergt het dorp een heuse schat. Verschillende kalksteengroeven verschaffen er al tweeduizend jaar lang de bouwsteen voor belangrijke gebouwen. Parijs zou er helemaal anders uitgezien hebben zonder de crèmekleurige kalksteen van de Oise. De 19e-eeuwse burgemeester, baron Haussmann, gebruikte de blonde steen immers bij de grootschalige renovatie van de Franse hoofdstad.

Maison de la Pierre in Saint-Maximin vertelt het verhaal van de kalksteengroeves in de Oise.

Ook vandaag wordt de steen nog veel gebruikt bij de restauratie van historische gebouwen. Dat en nog veel meer vertelt men ons in het Maison de la Pierre. In de steengroeve krijgen we een demonstratie hoe de steen in vroeger tijden werd losgehakt en waarom de ondergrondse ruimte zo geschikt was voor de champignoncultuur. Terug boven worden onze artistieke talenten op de proef gesteld. In geen tijd beitel ik als dweepzieke Frankrijk-liefhebber een koninklijke lelie uit de zachte kalksteen…

Koninklijke stad en abdij

Aan fleurs-de-lys geen gebrek in Senlis, en dat niet alleen aan het plafond van Frankrijks kleinste kathedraal. Het stadje kende vooral in de 12e en 13e eeuw voorspoed en geluk. Pest en oorlog hakten er bijwijlen nog flink op los, maar na verloop van tijd gleed de last der eeuwen zachtjes van zijn schouders. De plaats waar ooit Hugo Capet tot eerste koning van Frankrijk werd verkozen, en wiens nazaten als Capetingers vier eeuwen lang de troon zouden bezetten, oogt nog steeds bijzonder authentiek. Er werden dan ook al meer dan honderd films en documentaires in het middeleeuwse stadje ingeblikt. Tijd voor wat sfeer en vocht in de schaduw van de kathedraal. Zelfs het lokale biertje heeft hier zijn geschiedenis. De Saint-Rieul in ons glas verwijst immers naar de eerste bisschop van Senlis, wiens stoffelijke resten in de kathedraal worden bewaard.

Voor Frankrijks kleinste kathedraal moet je naar Senlis.

Ruïnes zijn per definitie romantisch en dat is niet anders als we onze Beemer aan het ijzeren toegangshekken parkeren in Chaalis. De resten van de 13e-eeuwse cisterciënzerabdij blijven imponeren. Net als de schilderingen in de kapel, een Sixtijns plafond in het klein, en de Jacquemart-Andrécollecties in het tegenoverliggend kasteelmuseum. Het was in deze abdijvleugel, die de Franse Revolutie had ontzien, dat de welgestelde Nélie Jacquemart na de dood van haar man Edouard André beider passie voor kunst ongebreideld verderzette. We mogen haar dankbaar zijn dat ze in 1912 haar ganse hebben en houden aan het vermaarde Institut de France schonk. Je waant je dan ook in een levend museum, want alles staat er nog zoals ze het zelf heeft gewild.

Chaalis, koninklijke abdijresten aan de rand van het bos van Ermenonville.    

RIP Jean-Jacques Rousseau 

Van een ritje naar Ermenonville dwars door het gelijknamige bos loopt de boxertwin amper warm. Zeer tegen zijn zin zetten we de BMW aan de kant in het dorp. Een levensgroot standbeeld van Jean-Jacques Rousseau laat niets aan de verbeelding over. Op het kasteeldomein van de markies de Girardin sleet de schrijver van het beroemde Contrat Social, dat de grondslag legde voor de Franse grondwet en de Universele verklaring van de rechten van de mens, zijn gelukkigste maar laatste levensweken. Het huidige viersterrenkasteel is geen spek voor onze bek en ook het Parc Rousseau, waar de verlichte filosoof op 2 juni 1778 definitief terugkeerde naar de natuur, geeft voor onbepaalde tijd niet thuis.

Het kasteel van Ermenonville, voor eeuwig verbonden met Rousseau, is nu een hotel.

Waar we wel met open armen ontvangen worden, is het kasteel van Versigny. We hebben dan ook een gids van Aquilon Découverte onder de arm genomen, want het kasteel is nog steeds bewoond. Behalve een ingestorte donjon en een oude duiventoren herinnert er niets meer aan zijn voorganger, welke in de eerste helft van de 19e eeuw grondig werd herbouwd. De strakke achtergevel in classicistische stijl sluit perfect aan bij het uitgestrekte park, dat nog door de beroemde Le Nôtre zou zijn aangelegd. Een verwijzing als ‘het kleine Versailles’ klinkt misschien wat overdreven, maar een zorgvuldige restauratie zou de kamers alleszins ten goede komen.

Het Huis van Valois

Dat we met Ermenonville en Versigny al even in het Pays de Valois vertoeven, wordt nog duidelijker als we in Crépy-en-Valois belanden. Het stadje is de hoofdstad van de Valois, een historische landstreek in het uiterste zuidoosten van de Oise die in één adem wordt genoemd met een dozijn Franse koningen. Het geslacht der Valois nam in de 14e eeuw de koninklijke scepter over van de Capetingers en zou die meer dan tweehonderd jaar lang niet meer uit handen geven.

In Crépy-en-Valois wandel je zo de middeleeuwen tegemoet. 

Hoofdstadje of niet, ook in deze uithoek van de Oise gaat het Franse leven zijn slakkengang. Tal van oude panden en paleizen voeren ons terug naar de tijd, op de Place Gambetta en nog meer in het kasteel van de graven van Valois. Dat doet nu dienst als museum van het boogschieten. Meesters in het boogschieten waren de Engelsen, die meer dan eens hun slag thuishaalden met pijl en boog. Ook in Crépy en wijde omgeving floreerden tal van schuttersverenigingen onder de bescherming van de heilige Sebastiaan. De boog staat nog altijd gespannen in de stad.

Verbannen naar de veilige museumzolder van het grafelijk kasteel in Crécy-en-Valois. 

Behalve beelden van de onfortuinlijke Sebastianus, die onder keizer Diocletianus de marteldood stierf, kom je ook varkens tegen op het embleem van de schuttersgilde in Crépy. Volgens een legende zouden krijsende varkens de bewoners wakker hebben geschud bij een onverhoedse aanval in 1588. Er gold dan ook een verbod op varkensvlees tot laat in de 18e eeuw. Het feest van de varkens, elk jaar in het laatste weekend van augustus, hebben we trouwens net gemist!

Kerken en kastelen

Geschiedenis, daar ligt onze Beierse vriend niet van wakker. Toch voelt ook hij zich de koning te rijk op de kleine landwegen in het land van Valois. Met name de vallei van de Automne, wat niks te maken heeft met de herfst maar alles met het forelrijke riviertje, is een gedroomd parcours om de flat twin helemaal zichzelf te laten zijn. Eenvoudige dorpskerken, niet minder dan 35 stuks naar het schijnt, schoten er als paddenstoelen uit de grond vanaf de 12e eeuw. Dat zijn er evenveel als de kilometers die de Automne nodig heeft om de Oise te bereiken. Meer moet dat niet zijn voor een onbekommerde namiddagrit.

Slow travel in de Vallée de l’Automne.  

Onze laatste dag in de Oise is er één van hoogtepunten. Nergens komt de grandeur van het Franse keizerrijk beter tot zijn recht dan in het kasteel van Pierrefonds en dat van Compiègne. Het was Bonaparte zelf die voor een habbekrats de resten van het eerste kocht, waarna zijn neef Napoleon III het in onvervalst Disney-format liet restaureren door Viollet-le-Duc. De fantasie van zijn beroemde architect zorgt alleszins voor een fantastische kasteelbeleving!

Incontournable, het sprookjespaleis van Pierrefonds, zowel vanbuiten als vanbinnen. 

Keizerlijke favoriet 

Werd het sprookjeskasteel amper bewoond, dan was Compiègne met zijn wildrijke bossen van in het begin een koninklijke trekpleister. Zo organiseerde Lodewijk XIV er altijd grootse feesten als hij er verbleef. Dat was niet anders met zijn opvolger, die het kasteel zijn huidige vorm gaf. Na de doortocht van de Franse Revolutie mocht Napoleon de brokken lijmen, al liet hij ook de tuinen aanleggen. Compiègne was vooral de favoriete residentie van Napoleon III, die er met zijn vrouw Eugénie wekenlang belangrijke gasten ontving. In tegenstelling tot Pierrefonds zijn alle kamers rijkelijk bemeubeld en gedecoreerd. Ook de tuinen zijn een lust voor het oog en wandelen in het aansluitend woud van Compiègne moet de max zijn op een kleurrijke herfstdag.

Ten huize Napoleon, uiteraard in onvervalste Empirestijl. Vergeet ook het oudste automuseum van Europa niet te bezoeken in het kasteel van Compiègne. 

Adieu in Noyon! 

Groots kan je Noyon op het eerste zicht niet noemen. Na een zware plensbui hult de oude bisschopsstad zich in een grijs en grauw habijt. Sombere straten en gesloten restaurants doen natuurlijk geen goed aan het gemoed. Onze hongerige strooptocht eindigt eind goed al goed in een kleffe kebabzaak. Als later op de avond blijkt dat Karel de Grote tot koning der Franken werd gezalfd op de plek waar nu één van Frankrijks oudste kathedralen staat, hebben we er weer helemaal zin in. In gedachten zien we zelfs Calvijn naar de kapittelbibliotheek van zijn geboortestad wandelen.

Kathedraal en kapittelbibliotheek van Noyon, een unieke plek om sfeervol afscheid te nemen van de Oise.  

De rijke historie van Frankrijk komt zowaar het best tot zijn recht als de avondstilte valt. Nog even diep inhaleren, vandaag is morgen weer al gisteren!

Praktische informatie

Ligging

Het departement van de Oise wappert als een sterk uitgerafelde vlag in het zuidwestelijk deel van de Franse regio Hauts-de-France (boven Parijs met andere woorden).

Afstand

De Oise ligt mooi binnen de 500 km-grens die een kortbijvakantie zo aantrekkelijk maakt. Een tip: ga van de snelweg als je in Frankrijk bent en reserveer wat tijd voor het land van de Ch’tis, de Franse Nederlanden.

Oppervlakte

De Oise beslaat een oppervlakte van 5.860 km².

 Inwoners

De Oise telt 825.207 inwoners (141 inw/km²).

 Hoogste punt

 Signal de Courcelles, ten noorden van Beauvais (239 m).

Klimaat

Het klimaat is ongeveer hetzelfde als dat van ons. Het gematigd zeeklimaat is ook hier de laatste jaren onderhevig aan de globale klimaatverandering.

Onderdak

lelogisdegerberoy.free.fr

www.au2-maisondhotes.com

www.fermecanardiere.fr

www.launettecottage.fr

www.lacabaneauxloups.com

www.chambre-rocquemont.fr

www.hotel-lecedre.com

Meer info

www.oisetourisme.com

be.france.fr