Verrassend Picardië

Ik heb wat met Picardië, dat ‘andere’ noorden van Frankrijk. Vond je vroeger amper een boek erover, dan staat de oude provincie nu weer op de kaart. Ook dat groezelige dorpscafé is lang niet meer het enige plasredmiddel! 

Niet zonder weemoed denk ik terug aan vroeger. Jeugdig enthousiasme, waarmee ik m’n kleine allroad klepperend door lege dorpen met versterkte kerken stuurde. Als ik niet op de strakke N2 op de hielen werd gezeten door een nerveuze Fransman met een sigaret in de mond. De arm van de Franse gendarmerie steunde toen nog niet op flitskasten! Dichtbij en toch anders, we keren er graag terug.   

Oude liefde

De liefde begon pas goed met dat eerste halfliterblokje tussen de benen. Op Wikipedia vind je nog wel iets over Kawa’s eerste KLE. Een kwarteeuw later verbaast deze lang miskende regio me nog steeds.

Dichtbij en toch anders. Picardië is al jaren een speeltuin voor de motor.  

Niet dat er zo heel veel is veranderd in Picardië. Ranke gotische kathedralen prikken onverminderd in het hemels wolkendek. Compiègne bezit ook vandaag nog het mooiste bos van het land. En ja, het versterkte heuvelstadje van Coucy blijft slaperig uitkijken over de groene vallei van de Ailette.

Weg van de snelweg

In één ruk het ganse eind rijden zou zonde zijn. Ter hoogte van Charleroi hebben we het met de snelweg helemaal gehad. Beaumont en nog meer het stadje Chimay, daar hebben we onze zinnen op gezet. Gelukkig doen de kaarsrechte stukken op de N53 wat we van hen verlangen. 

In Chimay kunnen we niet weerstaan aan de plaatselijke specialiteit.

Met het Henegouwse prinsenstadje in het vizier pikken we nog een stukje van het befaamde stratencircuit mee. Met de zegen van de collegiale kerk proeven we van de lokale abdijspecialiteiten.

De dag is nog jong, tijd zat op de Grote Markt in Chimay. Meer dan eens mochten we dat bekopen met overuren in het zadel … 

Versterkte kerken

De trappistenabdij van Scoumont, waar het bier en de kaas vandaan komen, ligt niet meteen op onze route. Dat is ook niet het geval met de benedictijnerabdij van Saint-Michel. De kleurrijke weerspiegeling in het water is het korte ommetje meer dan waard. 

De abdij van Saint-Michel, net buiten Hirson. 

Dat we in Le Pays de Thiérache zitten, merken we aan de versterkte kerken die bij het naderen van Vervins opduiken. Bij gebrek aan burchten zochten de bewoners hun heil in de kerk. Hiervan hebben er een 60-tal hun versterkte mantel behouden.

Gotische kathedralen 

Het zijn echter kathedralen die het noorden van Frankrijk zo interessant maken. De wieg van de gotiek staat ongetwijfeld in Picardië. Het leengebied was één van de dichtstbevolkte en welvarendste van de Franse kroon in de middeleeuwen. De kathedraal van Laon wijst ons als een ster aan de hemel de weg. 

Laon, letterlijk het hoogtepunt van Picardië!   

Voorlopig laten we de ‘gekroonde berg’ ongemoeid. Ik laat de teugels dus nog even vieren in het open landschap van de Laonnois. Wuivende korenvelden en groene bospartijen vergezellen ons op weg naar Chamouille. Hier hebben we een hotelkamer geboekt aan het meer van de Ailette. Een bekend familiepark heeft er zijn bungalows neergezet aan de overkant.

Waterpret XL aan het Lac d’Ailette.      

Ossen in de lucht

In Laon gaat het van de moderne benedenstad direct naar de oude cité. Zoals gewoonlijk sturen we onze paardjes helemaal naar boven. Een weinig later ‘parkeren’ we ons op ons vertrouwde terras tegenover de kathedraal. Boven zijn het geen paarden maar wel ossen die we te zien krijgen. Zestien stuks van steen om precies te zijn. Os(!)tentatief uitgestald in de opengewerkte kathedraaltorens.

Uniek eerbetoon aan ossen. Zij deden het zware werk bij de bouw van de kathedraal. 

Natuurlijk rol ik de telelens uit om de beestjes in goddelijke glorie te bewonderen. De kathedraal is een meesterwerk van middeleeuwse bouwkunst. Daar hebben bovenstaande lastdieren vast hun steentje toe bijgedragen. Het stenen kantwerk van de Notre-Dame geniet ook nu onze aandacht. Al besluiten we toch even de benen te strekken in en rond de kathedraal. Een uurtje later zitten we alweer in het zadel. Vanop de wallen werpen we nog een steelse blik op de weidse vlakte.

Alleen al voor het zicht moet je helemaal naar boven in Laon. 

Een leeuw in het bos

Het Forêt de Saint-Gobain bestaat uit 8.000 ha eik- en beukengroen tussen Laon en Coucy. In een ver verleden was het voormalige kluizenaarswoud het geliefde jachtdomein van de heren van Coucy. Hier zou Enguerrand II van Coucy een wilde leeuw hebben gedood. Een afgesleten leeuwenbordes en een beschadigd fries in de kasteelruïnes van Coucy herinneren nog aan deze heldendaad. 

Op weg naar Coucy rijden we door het woud van Saint-Gobain.    

Le Manoir du Tortoir is een mooie plek in het bos om halt te houden. De 14de-eeuwse priorij behoorde tot de voormalige abdij van het naburige Saint-Nicolas-aux-Bois. Behalve wat vogeltjes die erop los kwetteren, heerst er een absolute stilte. Een kostbaar moment dat we koesteren.

Le Tortoir, een versterkte priorij verscholen in het bos van Saint-Gobain. 

Coucy à la Merveille

Ook in Coucy zelf hoeven we niet meteen rijtje te schuiven aan de Porte de Laon. Wat niet wil zeggen dat het plaatsje geen volk trekt. Zo klom de Tour de France er in de zomer van 2014 nog naar boven. Elk jaar komen tal van toeristen naar het middeleeuwse spektakelstuk ‘Coucy à la Merveille’ afgezakt.

In de 19de eeuw behoorde Coucy tot de top 3 der Franse bezienswaardigheden. Hier zat de goede treinverbinding met Parijs voor iets tussen. Duits dynamiet zou er helaas anders over beslissen.  

Starten doe je best aan de gerestaureerde Porte de Soissons, één van de drie stadspoorten van het middeleeuwse Coucy. In de toren ernaast bevindt zich het Musée de la Tour. Een maquette en een dwarsdoorsnede van de donjon bieden er een verhelderende kijk op het kasteel. Dat is nodig, want zowel het kasteel als de donjon, ooit de hoogste in zijn soort, verkeren in ruïneuze toestand. Je moet veel verbeelding hebben om het familiewapen te zien wapperen aan de metershoge vlaggenstok.

‘Indrukwekkend en voornaam op de top van een heuvel’, zo begint het boek van Barbara Tuchman. Wie de 14de eeuw wil doorgronden, moet absoluut naar Coucy.    

De waanzinnige veertiende eeuw

Je kan ook het lijvige boek van Barbara Tuchman lezen. In ‘De waanzinnige veertiende eeuw’ beschrijft de Amerikaanse historica met veel verve het avontuurlijke ridderleven van Enguerrand VII. De man was de laatste en meest illustere telg van de heren van Coucy. 

Lees best eerst het boek van Barbara Tuchman! 

Het geslacht Coucy blonk in het begin vooral uit in roofzucht. Maar na enkele Enguerrands was de familie oppermachtig geworden. Hun devies: “roi ne suis, ne prince ne duc ne comte aussi, je suis le sire de Coucy”. Dat bleek ook uit het enorme kasteel dat Enguerrand III in ijltempo had laten bouwen.

Sleutel van het Franse koninkrijk

Als een opgestoken middelvinger wees de enorme slottoren van dit bouwwerk in de richting van Parijs. Naar het schijnt uit frustratie voor zijn mislukte gooi naar de Franse koningstroon. Een dikke eeuw later waren de plooien helemaal glad gestreken. Enguerrand VII zou het domein als ‘sleutel van het Franse koninkrijk’ een notoire rol toebedelen. Na de dood van de laatste Enguerrand viel het doek over Coucy. Dat hulde zich geruisloos in de mantel der vergetelheid. 

Of nog beter: neem een gids onder de arm bij je bezoek aan Coucy. 

Des te luider klonk dan ook de knal van dynamiet. Hiermee bliezen de Duitsers de Franse trots de lucht in op 20 maart 1917! Toch ligt niet alles plat. Wat nog overeind staat, getuigt nog van de grandeur van deze ridderdynastie. We slenteren ook nog wat rond langs de weelderig begroeide stadsmuren. Een namiddagtoertje langs Soissons, Septmonts en de Chemin des Dames brengt ons uiteindelijk naar ons hotel. 

Kleurrijk Coucy.

Een gebroken vaas

De D1 legt ons geen strobreed in de weg van Coucy naar Soissons. Dat was in de tijd van Clovis wel even anders. In 486 vond de Merovinger er een Gallo-Romeins leger op z’n weg. De rest is geschiedenis. Syagrius werd verslagen en Soissons werd de hoofdstad van het Frankenrijk. 

Minder waarheidsgetrouw, maar niet minder bekend, is het verhaal van de vaas. Volgens de legende zou een soldaat een kostbare vaas hebben stukgeslagen. Die had Clovis hem voordien afgenomen om aan de bisschop terug te geven. Loontje komt echter altijd om zijn boontje. Toen Clovis op een dag bemerkte dat de wapenuitrusting van de soldaat in erbarmelijke staat verkeerde, sloeg hij hem het hoofd in. Oog om oog, tand om tand, zo ging dat er vroeger aan toe.  

Het huis van God

In het stadje zoeken we direct de vroeg-gotische kathedraal op. De Saint-Gervais-et-Saint-Protais is genoemd naar de twee beschermheiligen van de kerk. Streng aan de buitenkant, maar sierlijk aan de binnenkant. Binnen dwalen we deemoedig in een woud van hoge zuilen. Het huis van God is leeg en geurt naar wierook en kaarsvet. Geen wonder dat Auguste Rodin schreef: “Il n’y a point d’heure dans cette cathédrale, il y a l’éternité”.

De kathedraal van Soissons kreeg het zwaar te verduren in de loop der eeuwen. 

Van de gotische kathedraal gaat het naar de al even gotische abdij van Saint-Jean-des-Vignes. De wijngaarden die tot de abdij behoorden, zijn al lang verdwenen. Ook het ooit welvarende abdijcomplex blijkt een en ander te missen. Des te fotogenieker tekent de sierlijke voorgevel met zijn twee hoge torens zich af tegen het hemelsblauw. Een heerlijke plek om even stil te staan bij de kracht van het geloof. In een ruïne ervaar je pas de eeuwigheid van de tijd!

De abdij van Saint-Jean-des-Vignes werd lange tijd als steengroeve gebruikt. Een indrukwekkende ruïne die niet mag ontbreken bij een bezoek aan Soissons.

Vadsige bisschoppen 

Eeuwig tijd hebben we nu ook weer niet. We zitten nog maar goed in het zadel of daar kondigt zich Septmonts aan. Het dorpje ziet er met zijn zandstenen huizen met typische mussenpasgevel best aantrekkelijk uit. Of het werkelijk is gebouwd op zeven heuvels weten we niet. Maar dat de bisschop van Soissons er in de 14de eeuw zijn buitenverblijf had, dat weten we wel. 

Is er van het lustslot niet veel meer over, de romantische slottoren spreekt genoeg tot de verbeelding. Geen wonder dat Victor Hugo hier aan de zijde van zijn minnares rondzwierf in de zomer van 1835. Als een stel verliefde adolescenten krasten ze er hun naam op de muur. Het lieflijke lijnenspel van de gotiek leidt me in gedachten naar Barbara’s waanzinnige veertiende eeuw. Vadsige bisschoppen met blinkende ringen aan hun dikke vingers tsjokken er op hun ezel voorbij. Fantasie, is dat niet de handlanger van de duivel?

Een weg voor dames

Na dit wulps intermezzo zetten we onze neus in de richting van de Aisne. Lang duurt het niet of ik laat me helemaal meeslepen door de D18. Dit is misschien wel de mooiste, zoniet de meest vrouwelijke, van alle Picardische wegen. De Chemin des Dames, zo heet de weg naar Craonne, werd speciaal voor de dochters van Lodewijk XV aangelegd. 

Dollen op de D18.

Hierdoor konden de dames in een karos vanuit Parijs hun gouvernante bezoeken in het kasteel nabij Vauclair. Zij waren trouwens niet de enigen, die vanop de langgerekte heuvelrug het wiegend landschap tussen de vallei van de Aisne en de Ailette aanschouwden.

Oorlog en vrede

Ploegt de boer altijd voort, toch is het niet altijd peis en vree geweest. Nergens werd allicht meer gevochten dan hier. Caesar stond hier oog in oog met de Galliërs. Clovis trok er ten strijde tegen de laatste Romeinse generaal. En Napoleon behaalde er zijn laatste grote overwinning op de Russen en de Pruisen. 

Tijd heelt wonden. De oorlogsgruwel is nochtans nooit veraf op de Chemin des Dames.

Veldslagen die verbleken bij het blinde offensief van generaal Nivelle in de lente van 1917. Verheven oorlogsmonumenten en sobere soldatenkruisjes herinneren vreedzaam aan de waanzin van toen. De Vrouwenweg behoort hiermee ook tot de stilste wegen van het land. Terug in ons hotel schuiven we gelaarsd aan tafel. Morgen misschien toch maar een halfuurtje vroeger opstaan?

Het mooiste bos van Frankrijk

De zon heeft het grootste deel van de wollen sluier over de ‘gouden’ vallei van de Ailette weggebrand als we de motor starten. Het belooft opnieuw een mooie dag te worden. Met een bezoek aan Compiègne en Pierrefonds staan er twee toppers op het streekmenu.

Ten zuiden van Compiègne ligt een immens staatsbos, met honderden kilometers ruiterpaden en wandelwegen. Die laatste doorkruisen niet kriskras het eiken- en beukenbos. Ze zijn doordacht en geordend aangelegd. Naar het schijnt moet Eugénie, de gemalin van Napoleon III er ooit zijn verdwaald. Reden voor de keizer om witte wegwijzers te plaatsen in het koninklijk bos. Elk kruispunt en pad heeft dan ook zijn eigen naam. Zie je door de bomen het bos niet meer? Zet je met je rug naar het rode streepje verf op de witte paal en je kijkt in de richting van het kasteel!

Treinstel in het bos

De gps gidst ons feilloos naar een open plek in het bos. De Clairière de l’Armistice ligt er onwezenlijk stil bij. Dat zal wel eventjes anders zijn geweest, toen hier op 11 november 1918 de wapenstilstand werd getekend. Twee gedenkstenen herinneren aan de plaats waar de treinstellen van de Franse en de Duitse delegatie stonden. 

Op 11 november 1918 zwegen eindelijk de wapens. De Wapenstilstand werd getekend in een trein.     

Het treinstel waarin de wapenstilstand werd ondertekend werd 22 jaar later door Hitler opnieuw gebruikt. Deze keer om de capitulatie van Frankrijk nog wat pijnlijker in de verf te zetten. Daarna liet hij de wagon wegslepen naar Berlijn. Hier werd hij op het einde van de oorlog alsnog verwoest.

11 november 1918

De kopie in het museum schetst een goed beeld van wat er zich in de vroege ochtend van 11 november in de trein heeft afgespeeld. Onder leiding van “maréchal” Foch werd de Duitse delegatie er tot de onvoorwaardelijke overgave gedwongen. Veel keus hadden ze niet. Het leger was totaal verzwakt en de keizer pas afgezet. Duitsland zou de nederlaag in klinkende munt betalen. Hiermee werd de kiem gelegd voor die andere grote wereldbrand …

Het oorspronkelijke treinstel ging helaas verloren.   

We lopen nog wat rond in het museum en kijken door houten kastjes, waarin je met een knop zwart-witdia’s kan laten draaien. Oorlogstaferelen maar evenzeer intimistische beelden uit het leven in de loopgraven. Zoals het eindeloze gevecht tegen vocht en vlooien. ‘Nooit meer’ weergalmt nog in mijn helm als ik het rustige provinciestadje Compiègne binnenrijd.

Een dodelijk diner 

Compiègne staat bekend om zijn schitterend paleis dat Lodewijk XV verbouwde aan de rand van het bos. Jagen was altijd al één van de favoriete bezigheden van de Franse koningen geweest. Ook beide Franse keizers lieten zich niet onbetuigd. 

Het kasteel van Compiègne, sober vanbuiten, weelderig vanbinnen.

Op 16 mei 1917 nam de eerste wereldoorlog een beslissende wending in het salon van Marie-Antoinette. Op een ‘exquis maar dodelijk diner’ werd Robert Nivelle vervangen door Pétain. De Franse generaal had met zijn zinloze aanvallen het moreel van de troepen té sterk ondermijnd. Ironie van het lot: de man die het Franse front overeind hield, zou in W.O. II het fascistische Vichy-regime leiden! Voor sommigen hield de oorlog nooit op …

Een dagschotel aub!

Veel minder uitgelezen maar des te onschuldiger is onze dagschotel op een steenworp van het kasteel. Terwijl we wachten op onze biefstuk neem ik gauw nog wat foto’s van het laatgotische stadhuis en het bronzen standbeeld van Jeanne d’Arc. Het arme wicht werd in Compiègne door de Bourgondiërs gevangen genomen en verkocht aan de Engelsen. Een jaar later belandde ze op de brandstapel in Rouen. 

Het stadhuis van Compiègne werd gebouwd op het einde van de 15de eeuw.

Onze banden zijn nog maar pas op temperatuur of daar stoppen we al in Vieux-Moulin. Het gehucht ligt verscholen in het bos. Niettemin trekt het onze aandacht door het merkwaardig kerktorentje. Deze lijkt wel op een tovenaarshoed!

Vieux-Moulin is ondertussen zijn molen kwijt. Bijna ook zijn kerk. Ware het niet dat Napoleon III het liet herbouwen in 1860. 

Een betoverend kasteel 

Betoverend is het kasteel van Pierrefonds. Dat torent in pure Disney-stijl boven de daken van het oude kuuroord uit. Het was Napoleon III die het kasteel liet restaureren door zijn architect Viollet-le-Duc. Deze had van de Franse keizer carte blanche gekregen. In tegenstelling tot het naburige kasteel van Coucy. Hier had hij, zeer tegen zijn zin, enkel wat haastig oplapwerk verricht. 

Pierrefonds blijft ons betoveren bij elk bezoek!

Het verhaal gaat dat de keizer niet kon kiezen tussen de twee kastelen. Zijn vrouw stak het lot dan maar een handje toe. Zij noteerde op beide papiertjes de naam van háár lievelingskasteel!

Fantasie of werkelijkheid?

Net als Eugénie zijn ook wij onder de indruk van het in neo-gotische stijl herbouwde kasteel. Viollet-le-Duc heeft zo goed mogelijk de oorspronkelijke ontwerpen willen volgen. Al zie je dat zijn fantasie een handje heeft toegestoken om er een sprookjeskasteel van te maken. Geheel in de geest van toen. Napoleon III heeft er nooit gewoond en dat merk je ook binnen.

Viollet-le-Duc liet zijn fantasie meer dan eens de vrije loop in het kasteel van Pierrefonds. 

St-Jean-aux-Bois moet het dan weer hebben van de eenvoud en stilte in het bos. De monniken zijn al lang vertrokken. De abdijresten, compleet met toegangspoort en kapittelzaal, zijn gebleven. Een goed idee om even te stoppen. Al was het maar om iets te eten in het plaatselijke eensterrenrestaurant.

Een gouden tip: St-Jean-aux-Bois, diep in het Forêt de Compiègne. 

Vallei van de Automne

We verlaten definitief het bos van Compiègne. Met de D32 volgen we de vallei van de Automne. De Automne is een kabbelend zijriviertje van de Oise. De streek telt meer dan dertig kerkjes. Een bewijs hoe goed de bewoners van het graafschap Valois (Val d’Ois) wel boerden in de middeleeuwen. 

Religieus erfgoed langs de vallei van de Automne. 

Ook de heren van Valois deden het bijlange niet slecht. Twee eeuwen lang zette het adellijk geslacht trouw een koning op de troon. Dat ze in Vez hun hoofdstad hadden, kun je nog altijd aan de versterkte donjon zien.

Croissant of koffie?

Enkele km verder zitten we met Villers-Cotterêts opnieuw in de bossen. Deze keer in het staatsbos van Retz. Als een croissant omhelst dit het geboortestadje van Alexandre Dumas (De Drie Musketiers!).

Villers-Cotterêts, geboorteplek van Alexandre Dumas.

Koffie drinken doen we echter wat verder. Longpont is een mooi dorp met een middeleeuwse poort en een romantische abdijruïne. Na de ruïnes van het kasteel van Fère-en-Tardenois gaat onvermijdelijk het gas erop. 

Terug naar huis. Nog gauw een foto vóór de kasteelruïnes van het kasteel van Fère-en-Tardenois. 

Praktische informatie

Ligging

Picardië is van oudsher een agrarische regio ten noorden van Parijs. In de middeleeuwen was het een dichtbevolkte streek. Het was één van de welvarendste leengebieden van het Franse koninkrijk. Spectaculair is het landschap niet. De bezienswaardigheden (gotische kathedralen, koninklijke paleizen, versterkte kerkjes…) maken veel goed.

Afstand

Reken op een 200 km vanuit Brussel. Breng wat variatie in de aanloop en verlaat de snelweg in de buurt van Charleroi. Met een tussenstop in Chimay zit je zo in het noorden van Frankrijk (Thiérache). De N2 loodst je recht naar Laon. Van hieruit is het leuk rondtoeren in het departement van de Aisne. Pas wel op voor de vele verkeersdrempels in elk dorp!        

Oppervlakte

19.399 km²

Inwoners

1,925 miljoen (99 inwoners/km²)

Hoogste punt

Watigny (295 m)

Klimaat

Gematigd zeeklimaat zoals in onze contreien. Bij regen kunnen de kleine plattelandswegen er verraderlijk vuil bij liggen. Dat is wel eens het geval in de streek van de versterkte kerkjes (Thiérache).

Onderdak

www.ailette.fr

Meer info

www.weekend-esprithautsdefrance.com

www.jaimelaisne.com

be.france.fr